= met een korte staart.
Krabben
Krabben vormen een infraorde binnen de orde van de ➛Decapoda of tienpotigen. De naam verwijst naar het min of meer driehoekige ➛abdomen of pleon, dat plat tegen de onderkant van de uit de kluiten gewassen ➛carapax ligt gevouwen. Hieraan zijn ook de geslachten gemakkelijk te onderscheiden: bij mannen is het abdomen smal en puntig, bij vrouwen breed en stomp.
De grote, vijf- of zeshoekige carapax is verder plat in de hoogte en breder dan lang. De ogen zijn doorgaans langwerpig en staan rechtop op meer of minder lange stelen en kunnen ter bescherming plat opzij worden gelegd in een inham voorin de carapax. Ogen kunnen zeer goed ontwikkeld zijn. De gekartelde rand aan de voorzijde van de carapax wordt het rostrum genoemd. Daaronder bevinden zich kleine antennen, die geuren kunnen waarnemen en aldus een belangrijk rol spelen bij het vinden van voedsel. De vier paar stevige looppoten staan breed opzij, wat zijwaarts lopen vereist. Zwemkrabben hebben drie paar looppoten en een achterste paar zwempoten met een peddelvorm. Waar garnalen (➛Caridea) vier scharen hebben, zijn bij krabben twee krachtige, en aanzienlijk grotere scharen. Deze zijn relatief kort vergeleken met de breedte ervan, anders dan bij kreeften (➛Astacidae).
Kies een wat groter aquarium voor het houden van krabben. Dit is afhankelijk van de soort, maar houdt 50 liter aan als minimum. Veel krabben leven in groepsverband en kunnen het beste met minimaal vijf dieren worden gehouden. Agressievere, ➛territorium vormende soorten zijn het beste af in een kleine harem. Krabben zijn handige klimmers, zorg daarom dat het aquarium goed is afgesloten. Let ook bij het openen van de kap op of er niet een krab ongezien ontsnapt.
Krabben zijn doorgaans weinig eisende en eenvoudig te houden dieren. Veel verlangen ➛brak water, wat een kleine zouttoevoeging vraagt. Overige waterdieren verdragen dit doorgaans prima, planten echter niet, op een selecte groep na. Net als garnalen zijn krabben gevoelig voor sommige chemicaliën als chloor en metalen als koper. Wees daarom voorzichtig met medicamenten, die vaak dergelijke stoffen bevatten. Omdat krabben vervellen zijn schuilplaatsen nodig waar ze zich kunnen verschuilen om te wachten tot hun nog zwakke, verse pantser weer is uitgehard. Vermijd ook al te grote vissen, deze zien de krabben mogelijk als prooi, vooral na zo'n vervelling.
Krabben zelf zijn ook niet altijd even zachtzinnig met de overige aquariuminhoud. Zo doen enkele soorten zich aan levende planten tegoed. Al te rustige (bodem)vissen en garnalen kunnen ook als maaltijd worden gezien, en ook slakken zijn voor sommige krabben een gemakkelijke prooi. Combineren met bodemvissen is over het algemeen geen goed idee, krabben zijn vrijwel voortdurend actief en geven deze vissen weinig rust, wat tot ➛stress kan leiden. Het zijn daarentegen wel goede opruimers, die vrijwel niets laten liggen.
Denk echter niet dat ze zich daarmee zullen redden; gericht voeren blijft belangrijk. Krabben zijn alleseters en weinig kieskeurig wat voedsel betreft. Zinkend voedsel van zowel dierlijke of ➛plantaardige aard heeft de voorkeur, dit kan ➛diepvries of ➛droogvoer zijn. Levend voer is doorgaans te snel.
De meeste krabben zijn zeedieren. Een klein deel heeft zich aangepast aan zoet en vooral brak water, veelal levend tussen mangroven of in vochtige bossen. Een nog kleiner deel leeft volledig aan land. Op enkele daarvan na hebben vrijwel alle krabben water nodig voor de voortplanting. Jonge krabben beginnen hun leven als ➛plankton.
Verreweg de meeste zoetwaterkrabben leven derhalve amfibisch en hebben daarom minimaal een paludarium nodig, of een terrarium met een nat gedeelte. Voor een volledig aquatisch leven blijven dan nog slechts enkele geslachten over, welke zijn te vinden in de families van de ➛Gecarcinucidae, Hymenosomatidae, Potamidae, Varunidae en Xanthidae, maar ook voor deze soorten is een boven water uitkomende steen of stuk hout aan te bevelen.
Water dat minder ➛zout is dan zeewater, maar niet zoet. De grens met laatste ligt tussen de 0,3 en 0,5 gram zout per liter water , wat overeenkomt met 0,3 tot 0,5 m‰, massapromille. Het ➛zoutgehalte van brak water is maximaal 29 m‰.
In de natuur ontstaat brak water door vermenging van zoet en zeewater, meestal waar een rivier in zee uitmondt. ➛Mangroven zijn een belangrijke type brakwatergebied. Ook zout ➛kwelwater kan water brak maken. Ook dit gebeurt doorgaans in kustgebied. Een andere vorm doet zich soms voor in vulkanisch kustgebied, waarbij brakwaterpoelen zich afwisselend vullen met zee- of regenwater. Gebied dat in onheuglijke tijden onder de zeespiegel heeft gelegen kan ook brak water bevatten, zoals oude laagveengebieden.
Brak water is het domein van een geheel eigen ➛euryhaliene flora en fauna met een groot aanpassingsvermogen. Planten zonder dit vermogen overleven brak water dan ook niet, dat geldt voor zowel land- als waterplanten. Als gevolg daarvan is het aantal geschikte planten voor een ➛brakwateraquarium zeer beperkt. Een overzicht: