= dikkerdje.
Zeer omvangrijk geslacht van planten met ten minste 200 soorten uit de familie van de ➛Crassulaceae.
Vooral bekend als vetplantengeslacht en daarmee in staat langdurig uitblijven van water te overleven. Twee soorten weten zich echter ook redelijk onder water te handhaven, ook als dat enigszins ➛brak is.
Stevige planten met zeer dikke, tegenoverstaande bladeren, kussenachtig, met zeer uiteenlopende bladvormen. De ➛internodiën zijn meestal kort, waardoor een gedrongen geheel ontstaat, waarin soms moeilijk een plant is te herkennen. Soms ook fraai getordeerde stengels. Kleur meestal groen of blauwgroen, vaak met rode of paarse top. Door selectieve kweek zijn in de handel ook variëteiten met gele randen aan de bladeren te vinden.
Schönland 1891
Komt voor op het noordelijk halfrond en Zuid-Afrika. In Nederland en België niet in het wild gevonden. De planten leven meestentijds onder water, in gebied dat geregeld onder water staat, als riviermondingen en zandbanken.
Kleine zodevormende plant met helder groengele, vlezige doch puntige blaadjes van slechts enkele mm lang, soms met rode of paarse bladpunten.
Hoogte tot 20 cm, breedte tot 20 mm.
Een wat lastiger plant die permanent onder water verblijven redelijk verdraagt. Eenjarig. In de handel zelden aan te treffen. Mogelijk dat een tuincentrum voor vijverplanten meer kansen biedt. Verdraagt een breed bereik aan temperaturen, zolang deze maar niet te hoog wordt. Zeer geschikt voor koudwateraquaria. Verlangt veel licht, maar is gevoelig voor veralgen. Vraagt een voedingsrijke bodem.
Te vermeerderen door zijtakken af te nemen.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 24° C
pH: 7-9 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Cockayne 1907
Waternaaldkruid, watercrassula
Inheems in Australië, maar vermoedelijk door handel in vijverplanten verspreid geraakt. Pioniersplant die op nieuw terrein explosief kan groeien.
Opgaande stengels met boven water dikke, lancetvormige bladeren van maximaal 20 mm lengte, geelgroen met een rode bladpunt, met korte internodiën. Vormt dan dichte matten waartussen andere planten weinig kans maken. Onder water zijn de internodiën langer en de bladeren meer naaldvormig en doen minder aan een vetplant denken. Lijkt dan veel op sterrenkroos (➛Callitriche), maar hangt boven water niet slap. Minder matvorming, maar meer opgaand richting het wateroppervlak. De plant is in staat in korte tijd van de ene vorm in de andere te transformeren.
Hoogte tot 25 cm, breedte tot 40 mm.
In tegenstelling tot C. aquatica een overblijvende soort. Als alle pioniersplanten is ook deze weinig eisend en zeer tolerant wat betreft temperatuur, water- en bodemsamenstelling.
Alles wat afbreekt groeit weer tot een nieuwe plant uit.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Crassula helmsii is in Nederland en België een invasieve exoot.
= afgeleid van Crassula.
Vetplantenfamilie
De vetplantenfamilie valt binnen de orde van de ➛Saxifragales en bevat tweezaadlobbige planten die perioden met langdurige droogte kunnen overleven door water op te slaan in stevige en dikke bladeren. De planten zijn ook bekend onder de term succulenten. Het zijn planten die voorkomen in dor en droog gebied, waar weinig andere planten concurrentie vormen. Binnen een dergelijke familie is het daarom verrassend toch een geslacht, ➛Crassula, met twee watermínnende soorten aan te treffen.
Vetplanten kennen een afwijkende vorm van ➛fotosynthese, waarbij overdag de huidmondjes gesloten blijven om overmatige uitdroging te voorkomen. Deze openen alleen 's nachts om gassen uit te wisselen. De opgenomen ➛CO₂ wordt omgezet in appelzuur, om gedurende de dag weer als CO₂ in de gangbare fotosynthese te kunnen worden benut.