Verhoogde staat van alertheid als gevolg van een onveilige of bedreigende situatie, de voornaamste oorzaak van ➛ziekten bij vissen. Dit loopt van onderlinge competitie, wat gebruikelijk is en nauwelijks belastend, tot levensbedreigend, wat doorgaans (zeer) kort duurt. Problematisch wordt het, als stress hoger is dan gebruikelijk én langdurig aanhoudt. Het gehalte aan stresshormonen in het lichaam loopt daardoor op en ondermijnt de ➛weerstand, waardoor de vatbaarheid voor ziekten toeneemt. De reactie op stress verschilt per diersoort, zelfs per individu, al valt dat laatste pas op wanneer men met de dieren goed bekend is. Ook nakweek dieren zijn doorgaans stressbestendiger dan ➛wildvang, vermoedelijk omdat nakweekdieren aquariumsituaties als minder bedreigend ervaren.
Kenmerken van gestreste dieren kunnen zijn:
Verplaatsing van gassen of vloeistoffen. In het aquarium: verplaatsing van water. Het belang van stroming is groter dan menigeen aanvankelijk beseft. Stilstaand water heeft namelijk een aantal nadelen. Doordat er nauwelijks vermenging van waterlagen plaatsvindt, is de beschikbaarheid van voedingsstoffen en zuurstof voornamelijk afhankelijk van ➛diffusie. Ook kunnen er temperatuurverschillen in het aquarium ontstaan. Met name daar waar de inrichting luwe gedeeltes creëert kan de temperatuur op koude dagen zomaar vele graden van de gewenste afliggen. Ook in de natuur komt dit voor, met name ook weer in stilstaand water.
Water staat echter nooit helemaal stil. Die zelfde temperatuurverschillen zorgen voor circulatie in de vorm van op- en neerwaartse stromingen (convectie). Deze verschillen ontstaan door bijvoorbeeld een warmtebron als zonlicht of een ➛verwarming. Ook wind, zwemmende dieren of kwelwater doen het water bewegen. Doorgaans is dit slechts geringe stroming. Sterke stroming, als in beken en rivieren, is meestal het gevolg van verval van hoog naar laag. De stroomsnelheid is afhankelijk van dit verval, maar ook van breedte en diepte van zulk water.
Zoals gezegd zorgt stroming, naast diffusie, voor vermenging van waterlagen waardoor concentratie- en temperatuurverschillen snel verdwijnen. Planten lopen daardoor minder risico in een voedselarme of afvalstofrijke wolk om zich heen te belanden, en het voorkomt zuurstofloze zones.
Stroming is eenvoudig te realiseren met een pomp. Die komen in twee smaken: opvoer- en stromingspompen. De eerste is vooral bedoeld om water van een laag naar een hoog niveau te brengen, dat wil zeggen dat de opvoerdruk (statische druk) groot is. Deze pomp heeft een voor druk geoptimaliseerd schoepenrad en -huis. Meestal staat die opvoerhoogte ook vermeld, bijvoorbeeld 1,5 meter. Dat houdt in dat de pomp het water in een op de uitgang aangesloten verticale buis tot die hoogte opstuwt. Is het aquarium precies zo hoog, dan is er géén waterdoorvoer: alle kracht van de pomp verdwijnt in het opvoeren. Hoe lager de uitstroom onder die 1,5 meter wordt geplaatst, des te meer er overblijft voor doorvoer. Dit soort pompen zijn nodig voor het gebruik van, bijvoorbeeld, een biologisch ➛filter dat zich onder een aquarium bevindt. Het waterniveau daarin ligt flink lager dan het water in de bak, soms tot wel een meter, reden waarvoor een pomp het omhoog moet brengen, waarna er het liefst ook nog wat capaciteit over is om in de bak stroming maken. Bij genoemd type lukt dat dus nog.
Is dat niet genoeg, dan kan het tweede type pomp, de stromingspomp of powerhead, daarvoor zorgen. Dit heeft een schoepenrad dat vooral veel water kan verplaatsen. De opvoerdruk is meestal zeer gering. Deze pomp wordt met het schoepenradhuis in het water gehangen en blaast het opgezogen water weer rechtstreeks de bak in, voor geen ander doel dan water in beweging brengen. Zodra dit type pomp water van lager moet aanzuigen of hoger moet wegblazen, bijvoorbeeld tijdens water verversen, stort de doorvoer dramatisch in.
Pompen zijn daarom altijd een compromis tussen opvoer- en doorvoervermogen: meer van het één kost iets van het ander.