CarideaCaridina caerulea

Carídea

= naar het Griekse karis, garnaal.

Garnalen

De garnalen vormen een infraorde binnen de orde van de tienpotigen of ➛Decapoda. De meeste garnalen leven in zee, maar er komen ook soorten in brak en zoet water voor. Het zijn kleine kreeftachtigen die vooral op de bodem leven. Ze onderscheiden zich van ➛krabben en ➛kreeften door hun typische lichaamsverhoudingen, waarbij ze vrij hoog op de poten staan, van betrekkelijk kleine, of in ieder geval slanke, scharen zijn voorzien en een lang ➛abdomen hebben.

Caridea
Een dode garnaal?! Nee: slechts een oud vel. © AquaMecuM

Als alle kreeftachtigen hebben garnalen een uitwendig skelet en vervellen tijdens de groei geregeld. Achterblijvende vervellingen kunnen ook in het aquarium worden gevonden, wat bij een eerste kennismaking nogal eens tot schrik leidt, als zou er een dode garnaal zijn. Het verschil daarmee is echter toch goed te zien, aangezien een vervelling vrijwel transparant is.

Het geslachtsverschil is doorgaans eenvoudig te zien. Liggen de zwempoten of pleopoden bij mannen strak onder het slanke abdomen, bij vrouwen is deze forser omdat er nog een broedkamer tussen zit. Daarin belanden de eieren die zich voor de ➛paring achterin de carapax ontwikkelen. Bij sommige doorzichtige soorten is deze eiaanleg te zien. Na de vervelling die volgt als de eieren zijn volgroeid vindt de paring plaats en belanden deze in de broedkamer, terwijl ze worden bevrucht.

Als alle tienpotigen beschikken ook garnalen over een verbreed staartstuk. Bij acuut gevaar klapt de garnaal zich met een reflex dubbel en schiet zichzelf daardoor enkele centimeters verderop. Eventueel herhalen ze dit enkele malen, en de garnaal is uit beeld. Op die manier kunnen ze aan aanvallers ontkomen: een prima verdedigingsmiddel. En nodig ook, want garnalen hebben veel natuurlijke vijanden.

Garnalen zijn in de jaren '80 langzaamaan populairder geworden als aquariumbewoner, meestal als aanvulling op het visbestand. Sinds de millenniumwisseling heeft het ➛speciaalaquarium met garnalen een vlucht genomen. Begrijpelijk, aangezien er ondertussen veel fraai gekleurde soorten zijn te krijgen en die, in vergelijking met vissen, betrekkelijk weinig verzorging nodig hebben en al in aquaria vanaf 10 liter kunnen worden gehouden. Wat betreft houdbaarheid, gedrag en kweekbaarheid zijn garnalen ook zeker zo interessant als vissen.

Veel kleinere garnalensoorten zijn zeer geschikt voor andersoortig gezelschap. Vermijd wel om nauw verwante soorten te combineren, in verband met spontane ➛kruisingen. Ook zijn sommige vissoorten notoire spriet-eters, zoals veel ➛karpers. Combineren met krabben of kreeften, zoals de vriendelijk ogende kleine ➛Cambarellus soorten, is ook niet altijd een succes.

Een garnalenaquarium vraagt geen speciale eisen wat betreft inrichting. Let wel op dat jonge garnalen niet in de filtermond verdwijnen en dek deze eventueel af. Planten worden met rust gelaten, afval daarvan wordt daarentegen opgeruimd. Aanwezigheid van fijnbladig groen is vooral voor de jonge dieren veilig, mossoorten zijn daarvoor zeer geschikt.

Voedsel is zelden een probleem voor garnalen. Vrijwel onafgebroken zijn hun vier schaartjes bezig de bodem af te grazen. Hun reukvermogen is daarbij van groot belang en uitstekend ontwikkeld. Binnen zeer korte tijd zijn ze bekend met een stukje groente dat als voer is toegediend en onderweg er naartoe. Zowel ➛plantaardige als ➛dierlijke kost wordt gegeten. Voer echter niet te veel vlees, er kunnen problemen ontstaan tijdens de vervelling, zoals brekende ledematen of sterven tijdens het proces. Plantaardig voer is doorgaans het best, dat kunnen bijvoorbeeld ook ➛herfst- of catappabladeren zijn.

Voor het aquarium zijn dieren uit de families ➛Atyidae, ➛Desmocarididae, ➛Euryrhynchidae, Merguiidae, ➛Palaemonidae en Xiphocarididae geschikt.

Carídina

= van het latijnse carida, garnaal.

Aanzienlijk geslacht van ➛garnalen met ten minste 250 soorten uit de familie van de ➛Atyidae.

Tropische en subtropische kleine kreeftachtigen met een maximale lengte van ongeveer 10 cm; de meeste soorten blijven een stuk kleiner.

De verspreiding loopt van Afrika via Pakistan tot en met China, Nieuw Guinea en Queensland in Australië.

Alleseters die leven van bladafval, ➛detritus en ➛biofilm. Ook ➛algen worden gegeten, maar niet door alle soorten. De Amano garnaal, C. multidentata, is hierom met name bekend.

Aangezien er rekening wordt gehouden met spontane ➛kruisingen, is onduidelijk hoeveel soorten er precies zijn. Reden om voorzichtig te zijn met het combineren van soorten. In de handel zijn vooral door selectieve kweek verkregen kleurvarianten te krijgen, C. cantonensis is daar een goed voorbeeld van.

Een aparte groep binnen het geslacht, afkomstig van het eiland ➛Sulawesi, wijkt wat betreft kleuren en houdbaarheid opvallend af van de overige soorten. Voor sommige liefhebbers een uitdaging om te houden en te kweken.

Een flink deel van dit geslacht is opnieuw onderverdeeld onder het geslacht ➛Neocaridina. Het is te verwachten dat nog verdere onderverdeling zal volgen.

caeruléa

Von Rintelen & Cai 2009

Afkomstig van het eiland Sulawesi, het voormalige Celebes, endemisch voorkomend in het Poso meer in naar het lijkt ondiep water met verschiillende bodemsoorten.

Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. Grondkleur vrijwel kleurloos tot bruin of groenig transparant, vaak met een kobaltblauwe glans op de rug. Rostrum dun en lang, gekromd en fijn vertand, en net als de staartvlekken en poten kobaltblauw gekleurd. Eerste antennen helder oranje.

Caridina caerulea
Caridina caerulea met eieren. © ➛Studio Skwit

Lengte ♀ tot 35 mm, ♂ tot 30 mm.

Gevoelige soort wat betreft waterkwaliteit en veranderingen daarin, met name ➛nitriet, ➛ammoniak en metalen als ➛koper. Daarom ook zeer ongeschikt voor recent opgezette aquaria. Gebruik het liefst ➛regen- of anderszins mineraalarm water. Desondanks toch een relatief eenvoudig te houden soort onder de Sulawesi garnalen, een groepje van tien exemplaren kan als een minimum worden beschouwd. Warmtebehoeftige en wat schuwe soort, schuilplaatsen tussen decoratie of planten zijn aan te bevelen.

Kweken gaat vrij eenvoudig. De gele of groene eieren komen na een kleine drie weken uit. Vermijd al te sterke stroming.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 25 tot 30° C

pH: 7-9   dH: 4-12   fH: 7-21   ppm: 70-200

Volgens de IUCN lijst een kwetsbare soort.

Kopen: ok.