XiphocarididaeXiphophorus andersi

Xiphocarídidae

= afgeleid van Xiphocaris.

Monotypische familie van kleine zoetwatergarnalen uit het Caribisch gebied, uit de infraorde van de ➛Caridea. Het enige geslacht is ➛Xiphocaris.

Xiphócaris

= garnaal met zwaard.

Klein geslacht van garnalen met 2 soorten uit de familie van de ➛Xiphocarididae.

Ranke garnalen uit het Caribisch gebied die als volwassen dier uitsluitend in zoet water leven. Jonge garnalen spoelen als ➛zoea richting zee, en bleven enige tijd van ➛fytoplankton in de riviermonding. Daar ondergaan ze meerdere gedaanteverwisselingen, om dan als volwassen garnaal naar zoet water terug te keren.

De enige in de handel aangeboden soort is X. elongata.

elongáta

Guérin-Méneville 1855

Endemisch op het eiland Hispaniola, op het oostelijk deel (Dominicaanse Republiek), meerdere kilometers stroomopwaarts in rivieren nabij de kust.

Xiphocaris elongata
Xiphocaris elongata

Lichaam vrijwel geheel doorzichtig, op het darmkanaal, de ingewanden van de carapax en het meestal gele, soms rode rostrum na. Het ranke abdomen vertoont halverwege, tussen het 3e en 4e pleon, een opwaartse knik. Laatste pleon zeer slank. Pleopoden bovengemiddeld lang.

Lengte tot 40 mm.

Eenvoudig te houden dieren, die echter wel wat kwetsbaar zijn. Zo is het lange rostrum vrij snel beschadigd. Zolang er nog een vervelling volgt hersteld dit echter vanzelf. Evenals de sterk gelijkende, maar niet nauw verwante ➛Desmocaris trispinosa staan of zweven de dieren veel in open water. Goede eters van groene ➛draadalgen. De dieren zijn wat betreft voedsel weinig kieskeurig en eten alle soorten voer, waarvan echter wel het merendeel ➛plantaardig moet zijn. Warmtebehoeftig

De kweek is nog niet gelukt als gevolg van de amfidrome ontwikkelingscyclus. Zeer productieve soort die tot ongeveer 1500 eieren meedraagt.

Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.

Temperatuur: 22 tot 30° C

pH: 7-9   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Kopen: ok.

Xiphóphorus

= een zwaard dragend.

Geslacht van tandkarpers met ruim 25 soorten uit de familie van de ➛Poeciliidae.

De verspreiding beslaat het zuiden van Noord-Amerika, Mexico en Midden-Amerika tot het noorden van Honduras. Binnen dit geslacht komen twee zeer bekende vissen voor, de zwaarddrager (X. helleri) en de platy (X. maculatus). Het geslacht is op basis van deze twee vissen ruwweg in te delen: de zwaarddragers met sterk verlengde onderste staartvinstralen, en de platy's met afgeronde staartvin.

Kloek gebouwde vissen met een langwerpig ruitvormig lichaam en een hoge staartwortel. De kop is spits en verticaal afgeplat, de bek is daardoor breed en rechthoekig. De rugvin staat midden op de rug, is vrij lang en afgerond. De aarsvin is eenvoudig driehoekig bij vrouwen, bij mannen vergroeid tot een ➛gonopodium. De mannen zijn bovendien meestal zeer kleurrijk en hebben een (veel) hogere rugvin. De grotere vrouwen zijn vlakker van kleur. Van veel soorten zijn ➛kweekvormen met fraaie kleuren.

Over het algemeen weinig eisende vissen die ook bij beginners populair zijn, de dieren zijn over het algemeen zeer tolerant wat de waterwaarden aangaat. Sommige soorten zijn wel gevoelig voor verminderde waterkwaliteit.

Ook wat betreft voeding zijn deze alleseters weinig kieskeurig. Belangrijk is om naast ➛dierlijk voedsel ook een belangrijk deel ➛plantaardig voedsel aan te bieden.

De kweek is doorgaans zeer eenvoudig en lukt ook in het ➛gezelschapsaquarium, zelfs op uitsluitend ➛droogvoer. Het zijn eierlevendbarende vissen, vrouwen worden door mannen inwendig bevrucht en jongen komen uitgekomen ter wereld. Vrouwen zijn in staat sperma inwendig te bewaren om op een (veel) later tijdstip eieren mee te bevruchten. De vissen staan bekend als notoire eierrovers, voor enige overleving zijn fijnbladig groen en een ➛kweekrooster aan te raden. Pas wel op met het samen houden van meerdere soorten, aangezien er een gerede kans bestaat op hybridevorming.

ándersi

Meyer & Schartl 1979

Endemisch rond de bron van de rio Atoyac in de deelstaat Veracruz, Mexico.

Evenals X. xiphidium is de staart bij mannen van een kort 'zwaard' voorzien. Kleur beigewit met een bruine rug, waarover een duidelijke, donkere nettekening ligt. Vinnen kleurloos, op de blauwwitte staartverlenging na.

Lengte ♀ tot 7,5 cm, ♂ tot 5 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht vermeld. Wildvang gevoelig voor teruglopende waterkwaliteit. Nakweek kan zwemblaasproblemen krijgen. Zeer geschikt voor het onverwarmd aquarium.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 15 tot 26° C

pH: 6-7   dH: 8-12   fH: 14-21   ppm: 130-200

Een bedreigde soort. In de handel moeilijk verkrijgbaar, vermijd bij voorkeur wildvang.