Hulpmiddel bij het ➛kweken, ook bekend als afzetmop. Een eenvoudig te maken alternatief voor fijnbladig groen, waarin ➛vrijleggende vissen in de natuur hun eieren afzetten.
De mop biedt een dergelijke functie en vissen zetten er met een vergelijkbaar gemak in af. Net als planten kunnen jonge vissen er in schuilen voor hun eventueel altijd hongerige ouders. De mop heeft echter als voordeel dat deze eenvoudig met eieren en al is over te zetten in een ander aquarium. Ook is de mop makkelijk schoon te maken of te ➛steriliseren voor kritische vissoorten.
Een kweekmop is eenvoudig te maken. Dat gaat het best met een synthetisch breigaren met een wollige structuur. Vermijd katoen en wol, vanwege de loslatende vezels die door de bak gaan zweven. Wikkel het breigaren daartoe niet al te strak 50 tot 100 maal om een boek of ander rechthoekig voorwerp. Bindt de wikkelingen aan één kant met een binddraad bij elkaar en schuif de spoel van het boek. Knip daarna door tegenover de knoop.
De vorm van de kweekmop kan worden gewijzigd door een andere boekgrootte te kiezen. Gebruikelijk is een vezellengte van 60 cm, wat op een boek van 30 cm neerkomt. Houdt de mop even in heet water, om een teveel aan kleurstoffen uit te spoelen.
Door ➛selectieve kweek verkregen variatie op een ➛wilde vorm van een organisme. Meestal gaat het om een opvallend tekening of kleur, soms om afwijkingen in de vorm.
Dieren stimuleren tot ➛paaien en het krijgen van nakomelingen.
Afhankelijk van de diersoort vraagt dat nauwelijks tot zeer intensieve ➛verzorging. Voor veel liefhebbers is een geslaagde kweek het hoogst haalbare in de aquariumhobby en het bewijs van die goede verzorging. Zeker voor de lastiger te houden soorten gaat dat laatste grotendeels op: bij de kweek blijkt in hoeverre een diersoort eisen aan die zorg stelt.
Bij het kweken is altijd sprake van kunstmatige selectie: de kweker bepaalt - voor een groot deel - de partnerkeuze, en daarmee de combinatie van eigenschappen. Daarbij kunnen twee lijnen worden aangehouden:
Stimuleren van de kweek kan door de bij de soort vermelde ➛waterwaarden na te streven. Kies voor de kweek altijd gezonde en levendige dieren, los van andere criteria. Veel vissen paaien vroeg in de ochtend, vaak met wat zonlicht of na een ➛waterwissel, eventueel met koeler water. Vaak is het bijeen zetten van een man en vrouw voldoende, in veel gevallen ook één man op twee of meer vrouwen (harem) of andersom. Zorg voor afwisselend voedsel van goede kwaliteit, bij voorkeur ➛levend.
Hygiëne bestaat uit het weren van bedreigingen voor de eieren en jongen, daarom geen ➛slakken, ➛garnalen (bij het kweken van vissen), ➛platwormen, ➛cyclops, roofzuchtige waterinsecten, ➛poliepen en een overdaad aan ➛eencelligen, hoe goed die laatste als ➛jongbroedvoer ook kunnen zijn.
Enkele valkuilen bij het kweken kunnen zijn:
Over meerdere generaties succesvol kweken valt of staat aldus met de selectie. Selecteren op kwaliteit kan pas als dieren al wat ouder zijn. Ook belangrijk is om met genoeg koppels te kweken om een gezonde ➛genenpool overeind te houden voor voldoende erfelijke variatie. Alleen op die manier vált er ook te selecteren. Dit is noodzakelijk om te voorkomen dat nadelige eigenschappen steeds in nakomelingen blijven terugkeren. Kieskeurigheid in de partnerkeuze, zoals bij sommige diergroepen voorkomt, kan daarmee ook worden opgevangen. Al te krampachtig zijn in de keuze is daarentegen ook niet nodig, recessieve eigenschappen komen tenslotte maar mondjesmaat aan de oppervlakte; enig experimenteren is daarom noodzakelijk. Zolang eerder genoemde genenpool breed genoeg is, is dat geen probleem. De grote moeilijkheid is dat veel eigenschappen met andere meeliften, zodat bijvoorbeeld met de keuze voor een bepaalde kleur ook gevoeligheid voor een ➛ziekte of een ➛misvorming meebrengt: eigenschappen vererven vaak groepsgewijs.
Om tot succesvolle kweekresultaten te komen is een helder beeld daarvan noodzakelijk. Voor iedere kweek worden daartoe de dieren gekozen die het meest aan dat beeld voldoen. Vervolgens moet blijken of het bereikte eindresultaat over meerdere generaties constant blijft. Een planmatige aanpak met een kweekschema is daarom onmisbaar. Hiermee kunnen de verschillende stammen en bijbehorende generaties uit elkaar worden gehouden. Door meerdere gescheiden kweeklijnen te onderhouden kunnen eigenschappen, die zijn opgedoken in een andere stam, worden ingekruist. Met behulp van ➛inteelt kunnen gewenste, maar recessieve eigenschappen aan het licht komen.