= blaasvormig, vanwege de sporenkapsels.
Groot geslacht van mossen met ruim 120 soorten uit de familie van de ➛Hypnaceae.
Groot geslacht van slaapmossen met meer dan 140 soorten, welke soms lastig van elkaar zijn te onderscheiden. Kruipende, vertakkende mossen die zich met ➛rizoïden aan vaste oppervlakten hechten en aan sparrentakken doen denken, meer of minder sterk vertakt. Zie verder de familiebeschrijving.
Brotherus 1908
Javamos
Inheems op het Maleisisch schiereiland, Indonesië en de Filipijnen, vrijwel uitsluitend boven water aan oevers, maar ook op drogere plaatsen, steeds met een hoge luchtvochtigheid.
Uiterlijk als vermeld bij de familie. Zeer variabel en daardoor lastig te determineren. Heeft over het algemeen vele korte en onregelmatig geplaatste vertakkingen die nauwelijks aan een driehoekige sparrentak doen denken. Dit geeft een wat rommelige indruk doordat deze vrijwel nooit in het platte vlak groeien. Maakt sporendoosjes aan.
Hoogte tot 17 cm, breedte tot 45 mm.
Verzorging en vermeerdering als beschreven bij de familie.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 18 tot 30° C
pH: 6-7 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500
Rond dit mos heerst al lange tijd verwarring. Oorspronkelijk als Javamos geïntroduceerd is later een andere soort onder dezelfde naam verkocht. Vervolgens kreeg dit mos de naam 'Singapore mos'. Het ander mos is echter in de jaren '80 door de Japanse professor Iwatzuki op naam gebracht als ➛Taxiphyllum barbieri.
Brotherus 1909
Afkomstig uit China en zuidelijk Japan
Uiterlijk als vermeld bij de familie. Kenmerkend door de met een boog afhangende, sterk vertakkende groeiwijze, vergelijkbaar met een treurwilg. Regelmatige groei met kleine, open, driehoekige sparrentakjes. De groeitop is compact en daardoor dikker dan bij andere soorten. Dit mos wordt verkocht onder de naam 'Weeping moss'.
Hoogte tot 5 cm, breedte tot 3 mm.
Verzorging als aangegeven bij de familie.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 18 tot 30° C
pH: 6-7 dH: 4-30 fH: 7-53 ppm: 70-500