Een evolutionair proces waarbij ➛organismen door ➛natuurlijke selectie, gedurende opeenvolgende generaties, organen of ledematen door verminderd gebruik geleidelijk kwijtraken. In de biologie ook wel reductie genoemd.
Ook erfelijke oorzaken kunnen dit veroorzaken. Het bewuste lichaamsdeel lijkt een verschrompelde, misvormde of verkleinde versie van iets vergelijkbaars bij andere organismen waar dit nog volop in gebruik is. Een dergelijk restant wordt een rudimentair lichaamsdeel genoemd.
Ook bij de ➛teeltkeus bij het ➛kweken van dieren bestaat het risico dat degeneratie de kop opsteekt; meestal gaat het daarbij om levensduur, kleurzuiverheid en ➛weerstand.
Klein geslacht van moerasplanten met 2 soorten uit de familie van de ➛Plantaginaceae.
Kleine eenjarige opgaande, kruidachtige planten, afkomstig uit gematigd oostelijk Azië, met naar verhouding dikke stelen waaraan kruisgewijze ➛sessiele bladeren, priem- of breed lancetvormig. Parallelle nervatuur. De knoopafstand is langer dan de bladeren, wat de planten een ielig uiterlijk geeft. Plant deze daarom bij voorkeur dicht bijeen om het geheel wat inhoud te geven.
Te vermeerderen door zijtakken af te nemen of uit zaad, verkregen uit de landvorm.
Zelden aangeboden planten, die mogelijk in een tuincentrum te vinden zijn.
T. Yamazaki 1953
Inheems in zuidelijk Centraal China, Japan, Korea en op Taiwan, op vochtige plaatsen, moeras, rijstvelden.
Groeiwijze als vermeld bij het geslacht, met de kenmerken van een vetplant. Bladeren breed lancetvormig, frisgroen met iets verdiept liggende, wittige nerven. Bloemen met de bovenste drie kroonbladeren paars, de onderste lippen paarsig wit. Vrucht bruin.
Hoogte tot 15 cm, breedte tot 25 mm.
Over de plant is nagenoeg niets te vinden en wordt ook nergens aangeboden. Toch lijkt aan de hand van de foto de plant het onder water goed te doen. Wordt vervolgd.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 18 tot 25° C