= afgeleid van Silurus.
Echte meervallen
Familie van langgerekte, ongepantserde meervallen uit de orde van de ➛Siluriformes.
De verspreiding beslaat Europa en Azië, met het zwaartepunt in Zuidoost-Azië. Ontbreken in Centraal-Azië. De familie is ruwweg op te delen in de Europese dieren uit gematigd klimaat en de tropische soorten uit Azië. In België en Nederland komt één soort voor in het geslacht ➛Silurus.
Het naakte lichaam is bij de kop cilindrisch of matig verbreed, naar de staart meer zijdelings afgeplat. Kop met vaak een brede bek, eindstandig, met tot vier paar baarddraden. Rugvin kort en ver vooraan, de aarsvin loopt van de kleine buikvinnen tot de staart onder het gehele, lange achterlijf. Staart smal waaiervormig.
De meeste soorten worden te groot voor aquariumdoeleinden. Geslachten met daarvoor wel geschikte vissen zijn ➛Kryptopterus en Ompok.
= afgeleid van Silurus.
Meervalachtigen
Orde uit de infraklasse van de ➛Teleostei, superorde ➛Ostariophysi. Evolutionair gezien een oude visgroep, waarvan leden over de hele wereld zijn te vinden. Voornamelijk levend in zoet water, enkele ook in zee. Voor het aquarium zijn zeer veel meervalsoorten redelijk tot zeer geschikt.
Slanke vissen met een relatief grote, van boven vaak sterk afgeplatte en brede kop. Hun verwantschap met ➛karperachtigen is terug te zien aan de aanwezigheid van het ➛orgaan van Weber, het vaak voorkomen van een ➛vetvin en meestal meerdere paren ➛baarddraden rond de bek. Deze bek is meestal van een specifieke vorm: veel meervallen zijn voedselspecialisten. De baarddraden zijn vaak lang of van uitgebreide franje voorzien. De huidbedekking varieert van volledig naakt tot volledig met pantser of beenplaten bedekt, met of zonder stekels.
Er is grote variatie, zowel in grootte, vorm, gedrag als eetpatroon: van prehistorische monsters tot sierlijke scholenvissen, van rovers tot planteneters. Soms wordt daarbij opmerkelijk gedrag vertoond, zoals voornamelijk op de rug zwemmen of het gebruik van elektrische signalen voor waarneming of verlammen, met schokken tot wel 600 volt.
Meervallen zijn over het algemeen solitaire schemer- en nachtdieren. Toch zijn ook hier uitzonderingen te vinden: meervallen die zich liever in een school ophouden alswel dagactieve soorten. Schuilplaatsen worden echter door de meeste dieren op prijs gesteld.
De taxonomische verdeling is al enige decennia een discussiepunt als gevolg van moleculaire studies. Onder voorbehoud kunnen vele meervallen voor aquariumhouden worden gevonden in de volgende families:
➛Ariidae, ➛Aspredinidae, ➛Astroblepidae, ➛Auchenipteridae, ➛Callichthyidae, ➛Cetopsidae, ➛Doradidae, ➛Heptapteridae, ➛Ictaluridae, ➛Loricariidae, ➛Pimelodidae, Pseudopimelodidae, ➛Siluridae en Trichomycteridae;
Auchenoglanididae, Austroglanididae, Claroteidae en ➛Mochokidae;
➛Akysidae, Amblycipitidae, ➛Chacidae, Cranoglanididae, Erethistidae en Heteropneustidae;
➛Bagridae, Clariidae, ➛Schilbeidae.
Geslacht van meervallen met ten minste 15 soorten uit de familie van de ➛Siluridae.
Zeer grote roofvissen uit Europa en Azië, met een brede platte kop en een zeer lange staart. Het lichaam is nagenoeg rond in doorsnede, met uitzondering van de achterwaarts steeds meer samengedrukte staart. Ogen zeer klein, bek daarentegen diep ingesneden en van vele fijne, scherpe tanden voorzien. Drie paar baarddraden, één zeer lange op de bovenkaak bij de mondhoeken, de andere twee korter en op regelmatige afstand van elkaar op de onderkaak. De huid is naakt, volledig schubloos. Rugvin ver naar voren, zeer klein, in tegenstelling tot de zeer lange aarsvin. Deze loopt over ruim de achterste helft van het lichaam en sluit direkt aan op de kleine, ronde staartvin. Evenals de rugvin zijn ook borst- en buikvinnen klein.
Linnaeus 1758
Europese meerval
Verspreid in Europa en Azië van het westen van Kazachstan tot het oosten van Frankrijk en het zuiden van Zweden. In Nederland en België van oudsher inheems. Te vinden in rivieren en meren, liefst dicht begroeid en met een zachte bodem.
Eén van de grootste Nederlandse en Belgische roofdieren, waarvan in de geschiedenis meerdere malen melding is gemaakt van menselijke resten in de darminhoud. Kleur beigewit, grotendeels bedekt door een patroon van bruinig of groenig grijze vlekken van allerlei grootte, ook op de lange aarsvin. Rug en kop geheel grijs. Keel witter dan de flanken. In de handel worden soms bont gekleurde exemplaren aangeboden. Deze zijn met kleurstof geïnjecteerd en verliezen deze kleur na verloop.
Lengte tot 2,78 m.
Aantallen nemen in Europa en Nederland weer toe. De Europese meerval mag daarom sinds 2012 worden bevist, maar moet direkt weer worden teruggezet in het water waar deze uit kwam. Houden in het aquarium is er daarom niet bij. Alleen zeer jonge dieren zouden overigens in aanmerking komen: deze meervallen groeien zeer snel.
De paai vindt in mei en juni plaats. Vele honderdduizenden eieren worden afgezet en door de man bewaakt, tot deze uitkomen, na ongeveer een week.