= afgeleid van Arius.
Zeemeervallen, christusvissen
Familie van voornamelijk langs kusten levende meervallen uit de orde van de ➛Siluriformes, welke wereldwijd voornamelijk in ondiep tropisch en subtropisch ➛brak water voorkomen. Een klein deel leeft uitsluitend in zoet water. De meeste brakwatersoorten komen ook geregeld in zoet water voor. Binnen de orde vormen deze vissen daarmee een uitzondering. De naam christusvissen heeft betrekking op de kruisvormig structuur in de schedel waarin met enige verbeelding een persoon met gespreide armen is te herkennen, eventueel hangend aan een kruis.
Zeer slanke meervallen met een grotendeels naakt lichaam, met enkel op het voorhoofd tot rond de rugvin een helmachtige ➛beenplaat, vergelijkbaar met de ➛Doradidae, waaronder de dieren voorheen ook waren ingedeeld. De kop is vrij breed en lang, met vrij grote, ver vooraan staande ogen. De bek is meestal eind-, soms enigszins onderstandig. Daar rondom zijn drie paar ➛baarddraden aanwezig, een lange aan weerszijden even boven de bek, twee kortere op de onderkaak. De rest van het lichaam is achterwaarts steeds neer zijdelings samengedrukt. De rugvin staat ver naar voren en kan, evenals de horizontaal staande borstvinnen, van een scherpe en giftige stekel zijn voorzien. De staartvin is diep gevorkt, een ➛vetvin is aanwezig.
De taxonomie van deze familie is nog niet geheel op orde.
Voor het aquarium zijn enkele soorten uit de geslachten ➛Ariopsis en Neoarius van beperkt belang.
= lijkt op Arius.
Klein geslacht van meervallen met 8 soorten uit de familie van de ➛Ariidae.
➛Brak kustwater bewonende meervallen uit Midden- en Zuid-Amerika, aan zowel de Pacifische als Atlantische kust.
De enige soort die geregeld als 'mini haai' wordt aangeboden is de populaire, maar groot wordende Ariopsis seemanni.
Günther 1864
Algemeen langs de westkust van Mexico in Midden-Amerika tot die van Peru in het noorden van Zuid-Amerika.
Vorm als vermeld bij de familie. Rugvin en hoogste punt van de rug net achter de kieuwdeksel. Kleur van jonge dieren grijswit met een glanzende donkergrijze laag overtrokken. Baarddraden grotendeels wit. Vinnen nog iets donkerder, vooral aan de buikzijde. Borst- en buikvinnen met een witte rand. Rug- en borstvinnen met een gifstekel. Bij oudere dieren verbleekt de donkergrijze huidskleur geleidelijk. Geslachtsonderscheid moeilijk, volwassen vrouwen zijn wat voller van bouw.
Lengte tot 35 cm.
In brak water goed te houden dieren. Als jong dier wordt zoet water echter ook nog goed verdragen. Vanaf een cm of 10 kan het ➛zoutgehalte naar 1,005 (ongeveer 7 g/l) worden opgeschroefd, uitgegroeide dieren verdragen waarden van nagenoeg zoet tot zeewater, mits de overgang geleidelijk verloopt. Neem goed afgerond, fijn zand als bodem en zorg voor zuurstofrijk water, stroming kan daarvoor zorgen. Voldoende zwemruimte met rolkeien en stukken hout kunnen voor een interessante inrichting zorgen. Slechts een beperkt aantal planten verdragen brak water goed. Sociale dieren die het beste in een groep van minimaal 3 à 4 dieren worden gehouden. Vreedzaam naar andere soorten, zolang deze als voedsel te groot zijn.
Muilbroeders. Kweek zeer moeilijk; vaders nemen gedurende de paring de eieren in de bek en zwemmen er mee stroomopwaarts naar zoet water, waar de jongen worden achtergelaten en de vader weer terugzwemt. Desondanks is de kweek in een enkel geval gelukt met het geleidelijk afbouwen en weer opvoeren van het zoutgehalte.
Geschikt voor aquaria vanaf 800 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 7-9 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Voorzichtigheid is geboden: een steek van de giftige rugstekel kan tot een zeer pijnlijke zwelling leiden. Dit is enigszins te neutraliseren met nog net te verdragen heet water. Raadpleeg een huisarts!
Kopen: ok.