Een albino is een organisme met een aangeboren ontbreken van ➛pigmenten in de huid.
Het kleurt daardoor naar de inwendige stoffen, bij gewervelde dieren roodachtig wit, met rode ogen, vanwege het rode bloed. Ook bij vissen komt dit voor, en sommige vissoorten worden er op gekweekt, bijvoorbeeld de albinovorm van ➛Epalzeorhynchos kalopterus. In de natuur hebben albino dieren een veel kleinere kans van overleven, reden waarom dit zelden voorkomt. Ook het omgekeerde, zwartkleuring of melanisme, komt voor.
= naar Italiaans natuurvorser Aldrovandi.
Monotypisch geslacht van ➛waterplanten uit de familie van de ➛Droseraceae.
Vleesetende waterplanten met als enige soort A. vesiculosa.
Linneaus 1753
Watervliegenval
Verspreid over een groot deel van de wereld, maar ontbreekt in de Amerika's. Nergens in grote aantallen, voornamelijk in kleine plassen met geringe ➛stroming. Niet inheems in Nederland en België.
Onder het wateroppervlak drijvende stengelplanten zonder wortels, waarvan het oudste deel voortdurend afsterft. De transparant groene of geelgroene bladeren staan in kransen van 6 tot 9 bladslippen, met aan het einde een 3 tot 6 mm breed klauwvormig, dubbel blad met een gladde rand, als Venus' vliegenval, maar zonder de lange tanden. Wel is het omgeven door 4 tot 8 sprieten. Aan de binnenzijde van de klauw bevinden zich gevoelige haren, die het sluiten ervan stimuleren.
Hoogte tot 25 cm, breedte tot 40 mm.
Een wat lastige plant, die zonder aanvullend ➛koolzuur en ➛plantenvoeding geleidelijk achteruit gaat. Gevoelig voor veralgen. Bij lage temperaturen maakt de plant in de herfst winterknoppen (➛turionen) aan. In de tropen groeit de plant het hele jaar door.
Onder de 25° C vermeerdert de plant zich uitsluitend vegetatief. In warmer gebied produceert de plant één witte of licht paarswitte bloem. Afnemen van de spaarzaam aangemaakte zijtakken werkt het best.
Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.
Temperatuur: 10 tot 30° C
pH: 6-7 dH: 8-12 fH: 14-21 ppm: 130-200