= naar de Duitse ichthyoloog Ladiges.
Monotypisch geslacht van karperzalmen uit de familie van de ➛Alestidae.
De enige soort is de al vele tientallen jaren in de aquariumhobby bekende L. roloffi.
Géry 1968
Inheems in tropisch West-Afrika in Sierra Leone, Liberia en Ivoorkust, in rivieren en beken in schaduwrijk bosgebied. Veel daarvan is door kap verdwenen.
Langgerekt, wat hoekig lichaam met driehoekige vinnen en een gevorkte staart. De kop heeft een hoekige onderkaak met een licht bovenstandige bek. Kleur vrijwel transparant bruingeel, met een goudkleurige lengtestreep ter hoogte van de wervelkolom. Rug- en staartvin oranjerood. De aanwezige vetvin is klein en kleurloos. Aarsvin bij mannen eveneens rood, vrouwen voller.
Lengte tot 32 mm.
Typische scholenvis, met minimaal acht exemplaren bijeen te houden om te voorkomen dat de dieren nog schuwer worden dan deze van nature al zijn. Een goede beplanting en drijfplanten of -bladeren dempen al te fel licht, ook een donkere bodem kan hierbij helpen, ook komen kleuren dan beter uit. Springen doen de vissen geregeld, dek het aquarium goed af.
Kweken gaat moeilijk, al komen nakomelingen soms spontaan voor. Zacht en wat zuur water zijn vereist. ➛Turfmolm op de bodem helpt de ➛zuurgraad te verlagen. Een kweekrooster is aan te bevelen, het betreft hier ➛eierrovers. Eieren worden nabij de bodem afgezet in fijnbladige planten als mos. Deze komen na maximaal drie dagen uit, de jongen zwemmen na nog een dergelijke periode vrij en kunnen het allerkleinste ➛jongbroedvoer worden gegeven.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Een ernstig bedreigde soort. Koop bij voorkeur nakweek.
= lachende Acara.
Klein geslacht van cichliden met 7 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Dwergcichliden uit Zuid-Amerika, vooral het ➛Amazonegebied, met een hoog en ovaal, zijdelings sterk afgevlakt lichaam. De rugvin is lang en, evenals de veel kortere aarsvin, uitlopend in een punt, de staart is waaiervormig rond. Deze sluiten zo nauw op elkaar aan dat ze ogenschijnlijk een geheel vormen. Bij vrouwen zijn de punten minder nadrukkelijk. De kop is groot, evenals de ogen, de bek is klein. Opvallend is de streep over de bovenlip, die naar het oog omhoog krult, reden voor de geslachtsnaam. Net boven het midden loopt een brede, donkere lengtestreep, die meestal door lichte dwarsstrepen wordt onderbroken. De intensiteit ervan wordt door de gemoedstoestand bepaald. De ongepaarde vinnen zijn meestal voorzien van straalsgewijze rijen lichtblauwe stippen. Bij vrouwen zijn de rugvinvlekken scherper omrand dan bij mannen.
Meerdere soorten vielen voorheen lange tijd onder het geslacht Aequidens, en worden daaronder nog vaak verhandeld.
Weinig eisende en vreedzame, soms schuwe dieren, die in de paartijd onderling en met jongen nog verrassend agressief kunnen zijn. Aanwezigheid van andere, niet te grote en drukke vissen gaat prima, vooral een scholenvis in de bovenste waterlaag kan de schuwheid wat verminderen. Houdt ze minimaal als koppel, of met meerdere koppels in een groter aquarium. Bij jonge dieren is het onderscheid vaak moeilijk te zien, koop eventueel een groep van vijf of zes dieren en laat daaruit koppels vormen.
Zorg voor voldoende schuilplaatsen met behulp van hout, stenen en planten, die ook het zicht op soortgenoten breken en daarmee voortdurend ruzie onderling voorkomen. Houdt de ➛stroming beperkt.
Weinig eisende eters die voornamelijk klein ➛dierlijk voer als wormpjes, insecten en kleine kreeftachtigen, maar zeker ook een aandeel ➛plantaardig voor nodig hebben.
Kweken is in de regel eenvoudig. Voer hiervoor de temperatuur op naar het maximum aangegeven en geef afwisselend levend voer. Onervaren ouders staan er om bekend het eerste legsel op te eten, doorgaans slaagt een tweede wel. Enkele honderden eieren worden afgezet op een schoon gepoetste platte steen of blad en komen na twee tot vier dagen uit. De jonge vissen worden naar een broedkuil overgebracht en soms naar een ander verplaatst. Na vier tot vijf dagen zwemmen de jongen vrij en kunnen met het kleinste dierlijke ➛jongbroedvoer worden gevoerd, zoals ➛microaaltjes of ➛infusoriën.
Ottoni & Costa 2009
Afkomstig uit centraal en oostelijk Brazilië in de rivieren Tapajós, Tocantins, Xingu en Araguaia.
Vorm als bij de geslachtsbeschrijving. Grondkleur enigszins variabel, maar meestal lichtbeige met donkerbruine lengte- en dwarsstrepen. Rugvin met een donkere zoom en een lichte rand. Volwassen mannen en vrouwen vertonen kersenrode accenten langs de dwarsstrepen en een lichtblauwe zone onder de middenstreep. Bij mannen kunnen delen daarvan koperkleurig weerschijnen. De rugvinvlekken ontbreken bij deze soort.
Lengte ♀ tot 5 cm, ♂ tot 6 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht vermeld.
Kweken is mogelijk, tot 500 eieren worden afgezet.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.