= afgeleid van Alestes.
Afrikaanse karperzalmen
Familie van karperzalmen uit de orde van de ➛Characiformes die uitsluitend in Afrika voorkomen.
Lichaamsvorm zeer gevarieerd, van slank en langwerpig tot ovaal rond. Als karperzalmen voorzien van een ➛vetvin. Veel vissen hebben een opvallende zilverglans; de vinnen hebben een rode of lichtpaarse tint. Op de staartwortel is veelal een zwarte vlek aanwezig, vaak ook is er een meer of minder lange zwarte lengtestreep daarover tot in de staartvin.
Voor aquariumhouders zijn alleen de geslachten met kleiner blijvende soorten van belang:
Alestes, ➛Alestopetersius, ➛Arnoldichthys, ➛Bathyaethiops, ➛Brycinus, Bryconaethiops, Hemigrammopetersius, Hydrocynus, ➛Ladigesia, ➛Lepidarchus, Micralestes, Nannopetersius, ➛Phenacogrammus en ➛Rhabdalestes.
= combinatie van de geslachten Alestes en Petersius.
Klein geslacht van karperzalmen met 10 soorten uit de familie van de ➛Alestidae.
Kleine tot wat grotere scholenvissen met een spoelvormig lichaam en vaak met verlengd middendeel in de staart. Zijdelings samengedrukt, maar toch wat robuuster dan de Zuid-Amerikaanse tegenhangers. De korte rugvin staat centraal, de langere aarsvin sluit bijna op de staart aan. Beide kunnen, net als de staart, enkele verlengde stralen hebben. Mannen zijn krachtiger van kleur en hebben beduidend sterker verlengde vinnen. Op A. smykalai na komen alle dieren uit de rivier de Congo.
Rustige dieren die met minimaal acht exemplaren beter tot hun recht komen en ook minder schuw zijn. De vissen stellen weinig eisen en zijn daarmee zeer geschikt voor het ➛gezelschapsaquarium. Een donkere bodem en enige demping van al te fel licht doet de dieren mooier kleuren.
Voedsel dient overwegend van dierlijke aard te zijn, denk aan muggenlarven, kleine kreeftachtigen en insecten, maar een klein aandeel ➛plantaardig voer of fruit is ook van belang.
De kweek is in enkele gevallen gelukt en in de regel eenvoudig. Vrijleggers zonder verdere vorm van broedzorg. Ook het roven van eieren en jongen komt voor, verwijder daarom de ouders na het leggen voor een hogere opbrengst. De jongen kunnen met het kleinste ➛jongbroedvoer worden gevoerd.
Poll 1967
Afkomstig uit de middenloop van de Congo rivier, nabij de grens tussen beide Congo's.
Vorm als aangegeven bij het geslacht. Grondkleur zilverachtig geelwit. Vanaf het oog tot in de staart is een krachtige zwarte lengtestreep aanwezig, daarboven tot op de rug is kobaltblauw. De vinnen zijn oranjerood, soms afgezet met een dunne, zwarte rand.
Lengte tot 8 cm.
Verzorging en gedrag als beschreven bij het geslacht.
De kweek is nog niet gelukt.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.