= naar de Duitse hobbyist Arnold.
Monotypisch geslacht van karperzalmen uit de familie van de ➛Alestidae.
De enige soort is de al vele decennia populaire scholenvis Arnoldichthys spilopterus.
Boulenger 1909
Endemisch in Nigeria in zuidoostelijk West-Afrika, in de benedenloop van de Ogun en Niger rivier, op plaatsen met enige tot stevige stroming.
Robuust gevormd, langwerpig lichaam met een licht gewelfde rug, meer dan de buiklijn. Laatste eindigt met een vrij scherpe opwaartse knik, waardoor de staartwortel smal blijft. Staartvin gevorkt, wat sikkelvormig. Kleur zilverachtig bruinwit. Bovenkant oog oranjerood, van waaruit een kaarsrechte geelwitte lijn tot op de staartwortel loopt. Daaronder blauw- tot groenachtig. Erboven roodbruin. Aan weerszijden van de gele lijn een patroon van regelmatige lichte en donkere vlekjes. Rugvin met een zwarte en oranjegele vlek. Vrouwen minder slank, mannen kleurrijker en met zwarte lijnen in de aarsvin.
Lengte tot 10 cm.
Vreedzame, maar drukke vissen, niet combineren met al te schuwe soorten. Zorg voor een school van ten minste 8 dieren en voldoende zwemruimte. Gebruik van ➛herfstbladeren, ➛elzenproppen of ➛turf kunnen helpen het water de bruine kleur te geven zoals dat in het vindgebied ook het geval is. Weinig kritisch wat voedsel aangaat, zowel levend, diepvries- als droogvoer wordt gegeten.
Kweekt niet moeilijk, het betreft een productieve soort die tot 1000 eieren afzet. Zorg voor lichtzuur water en een ➛kweekrooster of iets soortgelijks, het zijn vrijleggende ➛eierrovers zonder vorm van ➛broedzorg. Eieren komen na ongeveer anderhalve dag uit en zijn vanaf vrij zwemmen te voeren met ➛infusoriën of ➛jongbroedvoer van vergelijkbare grootte.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 23 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Een door vervuiling en ontbossing bedreigde soort, waarvan in de handel echter vrijwel uitsluitend nakweek wordt aangeboden.
Kopen: ok.