= gebogen Mormyrus.
Geslacht van beentongvissen met meer dan 10 soorten uit de familie van de ➛Mormyridae.
Olifantsvissen met een lange tot zeer lange snuit. De onderlip daarvan lijkt op een aanhangsel. Het lichaam lijkt op een langgerekte zeskant, waarvan rug- en buiklijn vrijwel parallel lopen. De holle en puntige rug- en aarsvin zijn elkaars spiegelbeeld en staan als twee verticale vleugels op het eind daarvan, waaraan ook de smalle staartwortel met de kleine, gevorkte staart zit. De wat ronde kop is voorzien van een buisvormige snuit, waarvan de lengte per soort verschilt, met aan het uiteinde een kleine bek. Mannen met een holle, vrouwen een rechte aarsvinbasis.
De tekening heeft bij alle dieren een vergelijkbare vorm, bij jonge dieren is deze het duidelijkst. Achter de kop is een lichte, achterwaarts gerichte pijlpunt te zien. Rug- en aarsvin vormen samen met dergelijke lichte lijnen een staande ruitvorm. Tussen pijlpunt en ruit bevinden zich twee dicht bijeen staande lengtestrepen. De rest van het lichaam is donkerder getint. Ook andere vlekken en een lichter gekleurde kop en staart doen zich voor. Bij volwassen dieren blijft in de regel alleen de ruit over, of een deel ervan.
Als alle olifantsvissen nachtelijk levende dieren met een beperkt zicht. Elektrisch organen in de staartwortel en receptoren in de kop regelen navigatie, oriëntatie en het vinden van voedsel, soortgenoten en partners, ook in troebel water, waarin de dieren ook voorkomen, vaak onder oevervegetatie.
Houdt de hoeveelheid licht liefst beperkt, of demp dit met ➛drijfplanten of -bladeren. Hoewel onderling en naar andere olifantsvissen erg onverdraagzaam, worden andere vissen met rust gelaten, mits niet te klein. Reden om deze dieren solitair te houden, tenzij in een zeer groot aquarium. Neem het aquarium hoe dan ook niet te klein. Combineren met drukke vissen is ook beter te mijden, die kapen alle voedsel voor deze vissen weg. De dieren leven voornamelijk nabij de bodem, waaruit ze ook hun voedsel halen. Zorg daarom voor een bodem van fijn ➛zand, en waak daarbij voor ➛bodemrot. Enige ➛stroming wordt gewaardeerd.
Als voedsel kan allerlei klein levend en ➛diepvriesvoer worden gegeven, zoals ➛muggenlarven, ➛wormen en ➛Daphnia. ➛Droogvoer wordt vaak genegeerd.
Enkele soorten zijn nagekweekt, maar eenvoudig gaat dat meestal niet.
Boulenger 1920
Afkomstig uit het stroomgebied van de Congo rivier in de Democratische Republiek Congo en Angola.
Lichaam en tekening als vermeld bij het geslacht. De vrij korte snuit staat vrijwel haaks naar beneden gericht. Grondkleur vrijwel wit met een donkerbruine laag.
Lengte tot 36 cm.
Verzorging en gedrag als bij het geslacht vermeld, over de kweek is weinig bekend. Vermoedelijk een seizoensbroeder, mogelijk is toevoegen van koel water van belang.
Geschikt voor aquaria vanaf 800 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.