Samenhang van organismen en omgeving binnen een afgebakend gebied, bijvoorbeeld een ➛biotoop. Het eco is in eerste instantie afkomstig van ecologie, de studie van de samenhang van de natuur. Een bos, een rivier, de aarde, maar ook een aquarium, zijn voorbeelden van ecosystemen. Ieder deel of geheel van de natuur kan als een ecosysteem worden opgevat, bepaald voor het ecologisch onderzoek.
Toch zit er ook een economisch aspect aan een ecosysteem, bijvoorbeeld hoeveel roofdieren zich tot een bepaald aantal prooidieren verhouden, of kuddes grazers tot hectare grasland. Er is, kortom, sprake van een balans, een ➛biologisch evenwicht, ook wel samen te vatten als een kringloop. Dit levert stabiliteit en veerkracht. Toch is de balans, en daarmee het ecosysteem, permanent in beweging. Als bijvoorbeeld meer bomen minder grasland mogelijk maken, neemt het aantal grazers af en verandert grasland in bos.
Alleen het heelal kan worden gezien als een gesloten systeem, maar afgezien daarvan is een ecosysteem nooit gesloten en wordt beïnvloed door omliggende ecosystemen.
Verzamelwoord voor alle ➛organismen die uit één ➛cel bestaan en daardoor microscopisch klein zijn.
Voorbeelden van eencelligen zijn ➛bacteriën, amoeben (➛Amoebazoa) en vele soorten ➛algen en schimmels, maar ook trilhaardiertjes (➛Ciliophora) en zweepdiertjes (➛Flagellata).
Virussen bestaan niet uit cellen.
Planten met zowel vrouwelijke als mannelijke bloemen, anders dan ➛tweehuizig of ➛veeltelig.