= leefplaats.
Type landschap met kenmerkende groepen planten, dieren en andere organismen, grondsoort, aanwezigheid van water, etc. Onder water kan een biotoop zacht en zuur of juist alkalisch water bevatten, snel of langzaam stromen. Elk biotoop trekt bijpassende organismen aan. Voor hen is zo'n biotoop een ➛habitat. Beide begrippen worden geregeld verward. De habitat is echter aan een organisme gekoppeld. Een biotoop is het antwoord op de vraag 'wat bevindt zich, biologisch bekeken, in dit gebied?' Verwar dit ook niet met een ➛ecosysteem.
Type ➛aquarium gevuld met planten, dieren en andere organismen uit een afgebakend gebied, ervan uitgaande dat deze ook in de natuur samen kunnen worden aangetroffen, in tegenstelling tot het ➛gezelschapsaquarium. Vanzelfsprekend worden ook de waterwaarden uit het betreffende gebied nagestreefd.
Het streven is een zo natuurgetrouw mogelijk weergave van een locatie in het vindgebied uit te beelden en zowel planten als dieren een optimale verzorging te kunnen bieden, zodat deze zoveel als mogelijk hun natuurlijke gedrag zullen tonen. Vanzelfsprekend kan ook daarnaast een aquarium nog steeds decoratief worden ingericht. De keuze in levende wezens is echter beperkt tot dit specifieke gebied van herkomst. Dit uitpluizen vormt een aantrekkelijk aspect van het aquariumhouden dat veel voldoening kan geven.
Vaak streekaquarium genoemd.
= naar de voormalige Romeinse provincie.
Omvangrijk geslacht van slakken met ten minste 70 soorten uit de familie van de ➛Bithyniidae.
Hiervan komen twee soorten in Nederland en België voor, overwegend in allerlei rustig, schoon, kalkrijk en dichtbegroeid water. De slakken kenmerken zich door het conische, spiraalvormige huis, meestal glanzend vaal bruin, met regelmatige, bolronde windingen en de twee lange, dunne voelsprieten. Beide soorten lijken erg op elkaar, maar verschillen duidelijk in grootte. Daarbij zijn bij B. tentaculata de windingen minder bol. Ook is is de schelpopening druppelvormig in plaats van rond. Bij alle soorten is een verkalkt operculum aanwezig. De geslachten zijn gescheiden, maar lastig uit elkaar te houden. Eieren worden afgezet in geleiachtige plakken met 2 tot 3 in een rij.
Sheppard 1823
Kleine diepslak
Deze slak komt voor In Europa, Azië en Noord-Afrika.
Het lichaam is licht grijs-bruin, de snuit is vaak donkergrijs.
Lengte tot 8 mm.