= een kleine Brycon (bijter).
Aanzienlijk geslacht van karperzalmen met meer dan 150 soorten uit de familie van de ➛Characidae.
De meeste soorten vallen onder dit geslacht op basis van uiterlijke kenmerken volgens de beschrijving van Eigenmann: onder meer is een ➛vetvin aanwezig, ➛zijlijn onvolledige, twee rijen tanden op de tussenkaak, ontbrekende ➛schubben op de staartwortel. Te verwachten is dat dit verzamelgeslacht verder zal worden opgedeeld op basis van ➛DNA-onderzoek.
Kleine scholenvissen uit Zuid-Amerika met een gemiddeld tot hoog spoelvormig lichaam en een slanke staartwortel, waarop schubben ontbreken, in tegenstelling tot ➛Moenkhausia of ➛Hemigrammus, waar de afsplitsing naar dit geslacht onder meer op is gebaseerd. De kop is vrij stomp. Vrij korte rugvin, soms hoog, en een lange aarsvin met verlengde voorste vinstralen. Vetvin aanwezig. Vinnen vaak met gele, rode of zwarte kleuraccenten, veelal met een witte rand. Achter de kieuwdeksel vaak een voor dit geslacht typerende zwarte schoudervlek in de vorm van een komma. De zijlijn is onvolledig. Vrouwen zijn forser en vaak wat groter, mannen intenser gekleurd.
Vreedzame en weinig eisende vissen die zeer geschikt zijn voor het gezelschapsaquarium, zolang ze niet met al te groot of agressief gezelschap worden gehouden. ➛Voeren is geen probleem, de dieren eten alles wat naar binnen past aan ➛dierlijk levend, diepvries- en droogvoer. Ondanks hun geringe afmetingen is toch een wat ruimer aquarium aan te raden, ook al omdat ze met minimaal acht tot tien exemplaren in een school het best tot hun recht komen. Zorg voor voldoende zwemruimte, maar zorg ook voor planten waar lager in rang staande dieren tussen kunnen schuilen.
Kweken gaat meestal makkelijk en verloopt als vermeld bij de familie.
Onderfamilie Stethaprioninae.
Fowler 1913
Inheems in het stroomgebied van de rivier de Madeira, noordwest Brazilië en aangrenzend Peru en Bolivia.
Vorm als vermeld bij het geslacht, spoelvormig, weinig hoog. Kleur groenig of gelig grijs, wat transparant, met een heldere, goudgele streep van kieuwdeksel tot de staart, met daar onder een bredere zwarte. Bovenkant oog helderrood. Vinnen grotendeels transparant. Soms wat rood op de staartwortel. Vrouwen forser en wat groter, mannen helderder van kleur. De kweekvorm 'Red Tail' met rode rand langs voorkant rugvin, evenals de staartvinlobben.
Lengte tot 42 mm.
Verzorging als de andere soorten.
De kweek is nog niet gelukt.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status.
Géry & Uj 1987
Vuurtetra
Inheems in de rio Araguaia in centraal Brazilië. Er bestaat nog onzekerheid over het totale verspreidingsgebied. Vooral te vinden in kleine zijriviertjes.
Uiterlijk als bij het geslacht beschreven. Vrij langgerekte vissen. De grondkleur is steenrood transparant, ook de vinnen, borst- en buikvinnen uitgezonderd. Rugvinpunt zwart.
Lengte ♀ tot 20 mm, ♂ tot 15 mm.
Verzorging, gedrag en kweek als aangegeven bij het geslacht. Het aantal eieren per kweek ligt echter lager dan bij de andere soorten en ligt tussen 30 en 60 stuks.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.