Vrijwel alle ➛vissen beschikken over een zijlijn. Deze is meestal goed zichtbaar als een streep over het midden van de zijkant van de vis, van de kieuwdeksel tot aan de staartvin. De lijn is zelden recht, meestal naar boven gewelfd en soms met een 'breuk', waarbij het achterste deel vanaf een lager punt verdergaat; en soms onvolledig, niet tot de staart.
De zijlijn is een zintuig dat trillingen en waterbewegingen kan waarnemen. Daardoor kan het gebruikt worden om vijanden, prooien en soortgenoten waar te nemen. Zo kan de vis botsingen voorkomen, en de eigen positie ten opzichte van de ➛stroming bepalen om zo de zwemrichting te corrigeren (rheotaxis). Ook geluiden kunnen worden waargenomen, waarmee het een overlap vertoond met de ➛zwemblaas.
De zijlijn is vrij eenvoudig van vorm en bestaat uit een reeks poriën, die onderhuids met een kanaal in verbinding met elkaar staan. Dit zijlijnkanaal is gevuld met het omringende water. Drukgolven veroorzaken stromingen in dit kanaal, die opgepikt worden door de daarin aanwezige, zeer gevoelige receptoren of neuromasten: aan zenuwen verbonden haren die zijn verankerd in een langwerpig, geleiachtig lichaam van een paar tiende millimeters lang, de cupula. Deze staat dwars op de stroomrichting in het zijlijnkanaal. Stroming in het kanaal doet de cupula buigen, waardoor de haren zenuwen activeren.
Veel van de reacties van vissen op de aldus ontstane prikkels zijn reflexmatig, wat ook verklaart dat vissen springerig reageren op tikken op de aquariumruit, als iets in het water valt, hard geluid, etc.
➛Gasteropelecus sternicla
➛Monodactylus argenteus
Zn
Essentieel ➛sporenelement voor planten. Onder andere de stevigheid van celmembranen en de aanmaak van eiwitten (enzymen), ➛chlorofyl en suikers is er van afhankelijk. Met name de groeidelen van een plant bevatten hogere concentraties zink.
Zinkgebrek is een zelden voorkomend verschijnsel. Toedienen is daarom vrijwel nooit nodig, bovendien bestaat het gevaar van overdosering. Plantenvoeding bevat doorgaans een klein aandeel zink. Zinktekort uit zich in een bleke, geelwitte kleuring tussen de nerven, meestal met bruine vlekken.
➛Zannichellia palustris