CrustaceaCryptocoryne affinis

Crustácea

= met een korst.

Kreeftachtigen, schaaldieren

Onderstam uit de stam van de geleedpotigen of ➛Arthropoda. De meeste kreeftachtigen leven in zeewater, een klein aantal leeft in brak en zoet water, zeer weinig permanent op land.

Kreeftachtigen moeten, net als spinnen, vervellen om te kunnen groeien: het uitwendige, harde chitinepantser groeit niet mee met de inhoud. Verloren ledematen kunnen daardoor in enkele vervellingen weer teruggroeien. Het oude pantser wordt meestal weer opgegeten, het bevat de bouwstoffen voor het nieuwe.

Kreeftachtigen hebben 5 tot 14 paar poten, waarvan er vaak enkele van grijpers zijn voorzien, die scharen worden genoemd. Deze kunnen, zoals bij sommige ➛kreeften en ➛krabben, zeer groot zijn.

Op enkele rovers na zijn de meeste kreeftachtigen aas- en afvaleters. Ook eten veel kleinere soorten (fyto)➛plankton. Kreeftachtigen vormen zelf een belangrijke bron van voedsel voor veel andere dieren. Goed voer voor vissen is te vinden in de superorde van de ➛Cladocera, de orde van de ➛Isopoda en in het geslacht ➛Cyclops.

Voor het aquarium interessante en goed te houden soorten zijn te vinden in de klasse van de hogere kreeftachtigen of ➛Malacostraca. Ook minder gewenste ➛parasitaire kreeftachtigen komen voor, zoals in de ➛Copepoda, maar ook onschuldiger plagen als de ➛Ostracoda.

Cryptanthus

= met verborgen bloemen.

In rozetten groeiende planten met getande randen langs de langwerpige, omgebogen bladeren, met daarop een tijgertekening, uit de familie van de Bromeliaceae. Zeer geschikt voor in een bloempot in de huiskamer, vanwege de goede verdraagzaamheid tegen droge lucht. In het aquarium echter geheel ➛ongeschikt.

Cryptocorýne

= met een verborgen knots.

Omvangrijk geslacht van moerasplanten met ruim 70 soorten uit de familie van de ➛Araceae.

De Cryptocorynen, ook wel crypto's of waterkelken genoemd, vormen een groot geslacht in de familie van de aronskelken, en een groot aantal zijn redelijk tot zeer geschikt voor de aquariumhouderij. Het vrij kleine verspreidingsgebied beslaat India, Sri Lanka en Zuid-Oost Azië.

Het betreft echte moerasplanten met een ➛rizoom, die sterk wortelen en goede bodemvoeding verlangen. Cryptocorynen groeien in een rozet van langgerekt eironde, lancet- of lintvormige bladeren, altijd met een, soms iets stompe, punt en een gave rand. Deze kunnen erg variëren binnen de soort, met name emerse en submerse bladeren kunnen sterk verschillen, zowel in kleur, vorm als grootte. Typerend is ook de bloei van de planten, met een buisvormig schutblad (➛spatha) op een steel met onderin een verbrede kamer (ketel) waarin de bloeikolf (➛spadix), de feitelijke bloem, zich bevindt. Bovenaan de bloem is een trompetvormige opening met een uitgetrokken, vaak verdraaide punt, de vlag. De naar buiten gedraaide binnenkant ervan is vaak opvallend gekleurd.

Hoewel er enkele weinig eisende soorten zijn, hebben ze allemaal wel hun gevoeligheden. Eén algemene daaronder is hun gevoeligheid voor verplanten. Bij jonge planten meestal geen probleem, maar oudere planten hebben vaak veel tijd nodig om weer op gang te komen. In het ergste geval steekt de gevreesde verslijming de kop op: bladeren krijgen doorzichtige vlekken die snel groter worden, tot het hele blad is verdwenen. Dit verschijnsel kan zich al voordoen bij een ogenschijnlijk kleine verandering in de omgeving, zoals licht of watersamenstelling. Hoewel niet een cryptocoryne gerelateerde ziekte zijn ze er wel bovengemiddeld gevoelig voor. Jonge planten overleven dit meestal niet. Oudere planten herstellen zich weer vanuit het rizoom. Als de verslijming zich voordoet kunnen de planten beter een tijdje met rust worden gelaten, dan verschijnen er na verloop van tijd weer nieuwe scheuten.

Een ander fenomeen is hun veel vermelde voorkeur voor 'warme voeten', geen te koude ➛bodem dus. Het plaatsen van het aquarium op een stuk piepschuim is daarom aan te raden (dat is ook tegen ➛ruitbreuk aan te bevelen). Als echte moerasplanten halen crypto's hun voeding vrijwel uitsluitend uit de bodem. Een goede ➛voedingsbodem of plaatselijk bijmesten is voor een goede groei zonder meer een vereiste. Deze bodemlaag kan ook maar beter wat dikker zijn, liefst meer dan vijf centimeter.

De planten vermeerderen zich vegetatief met een ondergronds rizoom, zodat zich na enige tijd een veldje gaat vormen Jonge planten daaraan kunnen worden losgemaakt zodra deze beginnen te wortelen. Ook kunnen van het rizoom stukjes worden afgesneden die aan het wateroppervlak drijvend na enige tijd tot een plantje uitgroeien.

affínis

Hooker 1893

Inheems en algemeen op het Maleisisch schiereiland, zowel in de schaduw als de volle zon, in ondiepe rivieren, zowel in de luwte als bij stroomversnellingen. Boven water minder algemeen.

Bladvorm variabel, lancet- of spits eivormig, smal of breed, tussen de nerven sterk gebobbeld. Kleur groen, geelgroen of bruinig groen, onderkant roodbruin. Stelen tot even lang als de bladschijf. De cultivar 'Red' is aan beide kanten roodbruin. Bloem donker bruinrood met een vaak sterk getordeerde vlag.

Hoogte tot 25 cm, breedte tot 40 cm.

Deze soort is een oudgediende in de hobby, die al in de jaren '30 werd gehouden, kort onder de naam C. haerteliana. Een sterke en verdraagzame, makkelijk te houden plant die met zeer weinig licht en bodemvoeding toe kan. Neiging tot woekeren, waarbij de bodem geheel kan worden overgroeid.

De plant vormt, eenmaal op gang, vele uitlopers die kunnen worden afgenomen zodra deze wortelen.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 22 tot 26° C

pH: 6-8   dH: 8-30   fH: 14-53   ppm: 130-500

Ondanks de makkelijke cultuur een steeds minder aangeboden plant.