= kleurlichaam.
Dragers van erfelijk materiaal in de vorm van compact opgerold ➛DNA.
Een chromosoom bestaat uit twee strengen DNA, die met een centromeer (knooppunt) aan elkaar gekoppeld zijn, waardoor een paar ontstaat. Chromosomen zijn zelf ook weer in paren aanwezig, elke cel bevat daarom altijd een even aantal chromosomen.
Chromosomen zijn te zien als een set boeken met de beschrijving van het lichaam waar het onderdeel van uitmaakt. ➛Genen zijn binnen dat beeld te zien als hoofdstukken die elk een eigenschap beschrijven.
= met een lichaam als van Cichla.
Geslacht van cichliden met ten minste 10 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Vissen met een langwerpig ovaal en vaak hoog, zijdelings afgevlakt lichaam, afkomstig uit het ➛Amazonegebied in Zuid-Amerika. Vinnen matig hoog, echter wel een groot weekstralig deel. De staart is rond waaiervormig. Mannen zijn te herkennen aan de helderder kleuren en de verlengde punten aan rug- en aarsvin. Kop vrij groot, evenals de laag geplaatste, eindstandige bek. Deze is ver uitstulpbaar. Enkele soorten ontwikkelen een vetbult op het voorhoofd, soms zeer groot, waardoor de voorhoofdslijn zeer steil oploopt.
Als typische cichliden onderling tamelijk onverdraagzaam, wat echter sterk verminderd als er voldoende ruimte is. Dit houdt voor veel liefhebbers in dat soorten slechts als paar kunnen worden gehouden. Het omploegen van de bodem is een bij veel soorten gebruikelijke bezigheid, reden om stevige planten te kiezen en deze in potjes te plaatsen, of planten te beperken tot die soorten die zich op harde ondergrond vasthechten, zoals ➛Anubias en javavaren. Planten worden in de regel niet gegeten.
veel soorten laten zich goed kweken. Het zijn substraatleggers waarbij beide ouders aan de broedzorg deelnemen.
Cichlasoma is lang als verzamelgeslacht gebruikt voor min of meer gelijkvormige dieren, maar in de jaren '80 opgedeeld in onder meer de geslachten Amphilophus, ➛Archocentrus, Herichthys, ➛Heros, Hypselecara, Nandopsis, ➛Rocio, ➛Thorichthys en ➛Vieja. Vele oude namen zijn in oudere literatuur en op internet nog in gebruik.
Linnaeus 1758
Afkomstig uit een groot gebied in het noorden van Zuid-Amerika, van de rio Essequibo in Venezuela tot in Frans-Guyana; naar het zuiden tot halverwege Brazilië. Bewoners van allerlei typen water, vaak betrekkelijk zuurstofarm. Door introducties ook te vinden in Midden-Amerika en in Florida in de VS.
Grondkleur licht tot donker grijzig bruin met een soms aanwezige brede lengtestreep over het midden. Daarop, zoals de naam aangeeft, twee vlekken ter grootte van het oog, de voorste net voor de aarsvin, de achterste op de staartwortel, net boven de lengtestreep uitkomend, en met soms een goudkleurige rand aan de voorkant. Niet altijd zichtbaar zijn de acht dwarsbanden. Schubben van een donkere vlek of rand voorzien, in het laatste geval met een nettekening tot gevolg. Vinnen in de lichaamskleur, staart en weekstralig deel van rug- en aarsvin met rijen lichtbruine en -blauwe vlekjes dwars op de vinstralen.
Lengte tot 20 cm.
Betrekkelijk vreedzame vissen die buiten de bronst weinig agressie vertonen. Bij voorkeur als paar houden. Plaats planten in potten, enig graafwerk komt voor. Planten worden niet gegeten, al past plantaardig voedsel wel in het menu van deze verder weinig kieskeurige alleseters.
De kweek is vrij eenvoudig, het betreft substraatbroeders. Eieren en jongen worden door beide ouders verzorgd. Jongen kunnen met Artemia naupliën worden gevoerd.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status.