= naar de Duitse liefhebber Mayland.
Geslacht van cichliden met meer dan 30 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.
Kleurrijke, rotsbewonende cichliden (➛mbuna), endemisch in het gehele ➛Malawimeer in Oost-Afrika, meestal in ondiep water. Betrekkelijk kleine dieren van maximaal 20 cm lengte. Het lichaam is als bij vele geslachten langwerpig en vrij hoog, met een meer gewelfde rug- dan buiklijn. De kop is vrij groot, soms met een lichte bult op het voorhoofd en een grote, uitstulpbare bek met dikke lippen met aan de binnenzijde vertanding als van schuurpapier, waarmee algen van rotsen kunnen worden geschraapt. De vergroeide dubbele rugvin is veel langer dan de aarsvin, die eveneens harde en zachte vinstralen bevat. Staart driehoekig. Van de meeste soorten bestaan veel lokale varianten, voornamelijk met blauwe en oranje of gele tinten, met daarover 9 tot 10 min of meer goed zichtbare zwarte dwarsbanden, waarvan de intensiteit wordt bepaald door de stemming. Vrouwen zijn minder helder van kleur en missen de typerende eivlekken in de staart.
Als de meeste cichliden geen dieren voor starters in de hobby. Agressieve dieren, ook naar andere soorten, die daarom voor een gezelschapsaquarium ongeschikt zijn. Houdt per man minimaal drie vrouwen op iedere 200 liter, opdat zijn agressie zich over deze kan verdelen. Te houden met andere mbuna, maar vermijd al te rustige soorten. Zorg voor intense verlichting om algengroei te bevorderen, hun belangrijkste voedsel.
Indien algen ontbreken, kan ander plantaardig voedsel als vervanging dienen, aangevuld met wat dierlijk voedsel. Vermijd dierlijk voedsel met een hoog eiwitgehalte als runderhart en ➛Artemia, ➛Spirulina en ➛nori zijn goede eiwitrijke alternatieven.
Kweken is in de regel niet moeilijk, het betreft ➛muilbroeders, wat door de vrouw wordt uitgevoerd. Eieren worden in meerdere opeenvolgende paringen afgezet in een gegraven kuil in het zand of een platte steen, waarde vrij steeds direkt deze in de bek neemt, waar ze worden bevrucht dankzij de eivlekken op de mannelijke aarsvin, die op dat moment sperma uitstoot. Eieren en jongen verblijven één tot vier weken aldaar. Jongen kunnen daarna met Artemia formaat voedsel worden gevoerd.
Volgens enkele deskundigen zou de geslachtsnaam Metriaclima moeten zijn.
Stauffer, Bowers, Kellogg & McKaye 1997
Afkomstig uit een klein gebied in het zuiden van het meer bij de kust rond Monkey Bay.
Uiterlijk als bij de geslachtsbeschrijving. Kleur lichtblauw tot blauw, soms lichtbruin met lichtblauwe vinnen. Naar de kop steeds duidelijker dwarsbanden, op het voorhoofd scherp afgetekend. Gele eivlekken.
Lengte ♀ tot 9 cm, ♂ tot 12 cm.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 7-9 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Een zeer kwetsbare soort, aankopen bij voorkeur beperken tot nakweek.