Genen

Dragers van de beschrijving van een ➛erfelijke lichaamseigenschap, in de vorm van een stukje ➛DNA. Van elk gen zijn twee exemplaren aanwezig, die verschillende beschrijvingen bevatten, zoals bijvoorbeeld haarkleur. Genen kunnen ➛dominant (A) of ➛recessief (a) zijn: zijn beide genen recessief (aa), dan bepaalt deze de eigenschap haarkleur, anders doet een dominant gen (AA of Aa) dat. Een dominante eigenschap is dientengevolge overheersend aanwezig binnen een groep organismen, zoals te zien in het vierkant van Punnett bij twee heterozygote (Aa en Aa) ouders:

Genetisch reservoir, genenpool

Totaal aan ➛erfelijke eigenschappen, vastgelegd in ➛genen, van een groep organismen.

Om bij de kweek of het in stand houden van een soort degeneratie tegen te gaan is een vrij groot aantal dieren nodig. De variatie daaronder is liefst zo breed mogelijk, waarbij ook vele passieve eigenschappen zich 'aan boord' bevinden. Door onderlinge paringen worden deze erfelijke factoren weer opnieuw gecombineerd, en kunnen zwakke erfelijke eigenschappen van de ouders verdwenen zijn bij een nakomeling. In een te kleine groep is de kans groter dat een gen met een gunstiger eigenschap ontbreekt.

Genitaalpapil

Geslachtsopening net achter de anus. ➛Eieren en ➛sperma worden hierdoor uitgestoten tijdens de ➛paring.

Deze kan een kenmerkend ➛geslachtsonderscheid vormen bij sommige vissen, in de vorm van een kleine, buisvormige uitstulping, die bij vrouw en man vaak verschillend zijn gevormd. In de regel is een zichtbare genitaalpapil bij vrouwen meer rond, bij mannen puntiger. Bij enkele visgeslachten verlengt de papil tijdens de balts tot een legbuis of ➛ovipositor.

Gentianáles

Orde van zeer gevarieerde, tweezaadlobbige planten uit de klasse van de ➛Spermatopsida. De variatie bestaat uit kruidachtige planten tot struiken en bomen; de overeenkomst is te vinden in de tegenover- of in kransen staande bladeren en de altijd vijfvoudige bloemen.

Aquariumplanten zijn te vinden in de familie van de ➛Rubiaceae.