Recessiefredivivus

Recessief

Ondergeschikte ➛erfelijke eigenschap.

De meeste ➛organismen dragen een dubbele set ➛chromosomen in iedere lichaamscel, bestaande uit vele ➛genen. Ook deze genen komen in paren. Deze kunnen recessief of ➛dominant zijn. Recessieve genen hebben geen invloed op het de eigenschappen van het organisme (zgn. fenotype) zolang er ook een dominant gen aanwezig is. Recessieve genen hebben alleen effect als deze in paren komen en een dominant gen ontbreekt.

Redfield ratio

= naar de Amerikaanse oceanograaf Redfield.

In 1934 ontdekte, vrijwel constante verhouding van 106:16:1 waarin ➛koolstof (C), ➛stikstof (N) en ➛fosfor (P) in marine fytoplankton voorkomen, enkele plaatselijke afwijkingen inbegrepen.

Met het herstellen van deze verhouding in de aanwezige plantenvoeding is meermalen succes geboekt bij het terugdringen van ➛algen. Daarbij is vooral uitgegaan van stikstof en fosfor, aangezien koolstof vooral middels CO₂ door planten wordt opgenomen, de stof waarmee ook de zuurgraad wordt verlaagt. De verhouding N:P is interessant omdat blauwalgen meer kans maken bij een stikstof- en groene meer bij een fosfortekort.

Toch lijkt het erop dat de Redfield ratio niet meer is dan een sterk vereenvoudigde benadering van de ➛Wet van het minimum, waarbij onduidelijk blijft hoevéél van beide stoffen nodig is.

Zo zou een plant voldoende stikstof kunnen hebben naast een veel te hoog gehalte aan fosfor, in bijvoorbeeld de verhouding N:P 5:1. Zolang er voor de plant geen tekort van beide is, doet de onderlinge verhouding er weinig meer toe. De algen vormen daarbij de indicatie welk tekort zich voordoet: bij blauwalgen ➛nitraat toevoegen, bij groenalgen fosfaat. Planten zélf bepalen wat ze nodig hebben, en dat zou voor de verhouding N:P best eens 16:1 kunnen zijn.

Rédia

= naar de Italiaanse bioloog Redi.

Vierde stadium in de ontwikkeling van een zuigworm uit de klasse van de ➛Trematoda. Meervoud rediae.

redívivus

= tot leven gewekt.

Panagréllus