= naar het griekse phosphoros, lichtdrager.
P
Fosfor, chemisch element P, kent meerdere molecuulstructuren die allemaal anders van kleur zijn. Ook kan het gasvormig of vast zijn. In pure witte vorm is fosfor erg giftig, maar omdat fosfor erg reactief is komt het in de natuur niet ongebonden voor. ➛Fosfaat, PO₄³⁻, is de meest voorkomende binding waarin fosfor voorkomt.
Een tekort aan fosfor bij planten uit zich doorgaans in stagnerende groei en kleine toppen bij stengelplanten. Bladeren kunnen donkerder kleuren of bruin worden, ook heldere paarskleuring treedt soms op. ➛Puntalgen treden meer op.
Afdruk van plant of dier in zeer oude steenlagen uit vroegere aardperioden. Fossielen vormen een belangrijke schakel in de kennis over de ontwikkeling van de natuur, met name de ➛evolutie.
= gravende cichlide.
Monotypisch geslacht van cichliden uit de familie van de ➛Cichlidae.
De enige soort is de al vele decennia bekende Fossorochromis rostratus, afkomstig uit het ➛Malawimeer in centraal oostelijk Afrika, die begon als ➛Tilapia en daarna ➛Cyrtocara rostrata, en ook onder de naam rostratus heeft gediend in het verzamelgeslacht (destijds) ➛Haplochromis.
Boulenger 1899
Vrij algemeen in het gehele Malawimeer in ondiep water boven zanderige bodem.
Grote soort die in het Malawimeer echter kleiner blijft dan aangegeven. Lichaam hoog, langgerekt, zijdelings afgeplat. Ruglijn sterk gewelfd, buiklijn beduidend minder. Kop spits, met een laag geplaatste, vrij diep ingesneden eindstandige bek. Rugvin vrij hoog en begint ver achterwaarts. deze bestaat, evenals de veel kleinere aarsvin, uit een voorste hardstralig en een achterste weekstralig deel. De staart is groot driehoekig.
Kleur bruinachtig tot grijsgroen zilverwit met zes zeer vage dwarsbanden en dito lengtestreep over het midden. Op de laatste vijf kruispunten daarvan duidelijke zwarte vlekken. De gehele flank is van een lichte nettekening voorzien. Ongepaarde vinnen lichtblauw, rug- en aarsvin met een zwarte, staart met een grauwe zoom. Dominante mannen kleuren tot vrijwel geheel blauw, met een vlekkerige metaalblauwe kop en rug, of bovenste flankhelft. Vrouwen blijven bruingeel, eveneens met een vlekkerige kop. Ook zij kan een ijsblauwe nettekening dragen.
Lengte ♀ tot 25 cm, ♂ tot 35 cm.
Onderling vrij agressieve dieren. Ondanks het roofzuchtige uiterlijk is sprake van een detrivoor, die zich voedt met eetbare resten in de bodem en vrij zwevend plankton. Ook bij paniek duiken de dieren in de bodem. Neem daartoe een goed afgeronde, niet te grove zandsoort. Het aquarium kan verder met stenen worden ingericht. Planten worden met rust gelaten, in het vindgebied komen deze evenwel nauwelijks voor.
Betrekkelijk eenvoudig te kweken, dieren zijn echter pas vanaf ruim 15 cm volwassen. In een door de man gegraven ondiepe, wijde kuil of boven een platte steen worden gedurende meerdere korte paringen tot rond de 130 eieren afgezet en door de vrouw in de bek genomen, waar ze ook worden bevrucht. Eivlekken op de mannelijke aarsvin ontbreken echter vrijwel altijd. Na enkele dagen komen de eieren uit, waarna de jongen tot drie weken in de muil verblijven, terend op hun dooierzak. Ook daarna keren de jongen bij gevaar nog geregeld in de muil terug. Voor een grotere opbrengst is het aan te raden na het uitspugen van de jongen na drie weken de ouders te verwijderen. Jongen kunnen met Artemia formaat ➛jongbroedvoer worden gevoerd.
Geschikt voor aquaria vanaf 1200 liter.
Temperatuur: 24 tot 30° C
pH: 7-9 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
F. rostratus wordt in het meer geregeld vergezeld door ➛Cyrtocara moorii en Protomelas annectens, die een graantje meepikken van wat er zoal bij de graafwerkzaamheden uit de bodem omhoog komt.
Kopen: ok.
= Zelf voedend met licht.
Het vermogen van een ➛organisme om met behulp van ➛licht voedingsstoffen te vormen om zich daarmee te voeden. Planten zijn het meest duidelijke voorbeeld, maar ook sommige ➛bacteriën, zoals ➛blauwalgen.