PuntalgenPuntigrus anchisporus

Puntalgen

Groene ➛algen uit de stam van de ➛Chlorophyta die in vrijwel ieder aquarium aanwezig zijn op vele oppervlakken, met name ruiten die enige tijd niet zijn schoongemaakt. Amerikaanse hobbyisten maken onderscheid tussen twee varianten, de Green Dust Algae of GDA, en de Green Spot Algae of GSA. De dust-variant is te herkennen aan de groene waas die, met name dicht onder lampen, op ruiten en andere harde oppervlakken ontstaat. De spot-variant doet de naam eer aan door puntsgewijs op allerlei plekken op te duiken, ook op bladeren van traag groeiende planten.

GDA is een moeilijk uit te bannen algsoort, met name de wekelijkse ruitkrabsessie lijkt onvermijdelijk. Wordt, afgezien daarvan, meestal niet als erg problematisch ervaren en is makkelijk te verwijderen.

Puntalgen
GDA op een ruit, in de stroming. © AquaMecuM

De GSA is vermoedelijk ook in ieder aquarium aanwezig en wordt een stuk minder gewaardeerd, vooral als trage groeiers als Anubias ermee bedekt raken. Verwijderen vraagt meer kracht en herhaald krabben. De bealging kan het gevolg zijn van een matige conditie van de plant, dus is gerichte ➛bemesting of een verandering van ➛licht mogelijk een oplossing.

Puntígrus

= tijger Puntius.

Klein geslacht van karpers met 5 soorten uit de familie van de ➛Cyprinidae.

Aziatische barbelen, voorheen ondergebracht in het geslacht ➛Puntius. Bewoners van bosbeken met enige stroming, zacht, zuur en helder, ➛zwart water met een zanderige of stenige bodem. Sterk gelijkende dieren met een hoge spoelvorm, zijdelings sterk samengedrukt. Kop matig spits, met een eindstandige, kleine bek, voorzien van een korte baarddraad op beide hoeken. De rugvin staat net na de buikvinnen en net voor de anaalvin. Hoge, gevorkte en afgeronde staartvin. Alle soorten zijn getekend met vier of meer, meestal zwarte, dwarsbanden. Mannen intenser van kleur, vrouwen steviger van bouw.

Levendige en voor het merendeel vreedzame scholenvissen die voor het gezelschapsaquarium zeer geschikt zijn. Houdt ze met minimaal acht dieren bij elkaar, zodat de onderlinge verhoudingen tot interessant gedrag leidt. Beter niet combineren met rustige of al te schuwe soorten, voor welke het aanwezige gedrag al te intimiderend kan zijn.

Geef voor het merendeel ➛dierlijk voedsel, maar ook een aandeel ➛plantaardig. Zowel levend, diepvries- als droogvoer worden gegeten. Voor de kweek kan droogvoer beter worden vermeden.

Kweken kan, maar is niet altijd eenvoudig. Het betreft vrijleggers zonder enige vorm van broedzorg, gangbaar binnen de familie. Kies uit een groep een kweekrijp koppel om in een kweekbak over te zetten. Afzetten vind in de regel in de ochtend plaats. Om eierroof te voorkomen kunnen de ouders nadien beter worden teruggezet. ➛infusoriën vormen een geschikt eerste ➛jongbroedvoer.

anchísporus

Vaillant 1902

Endemisch op Borneo, In West- Midden- en Oost-Kalimantan; ook in het Maleisisch deel.

Puntigrus anchisporus
Puntigrus anchisporus. © ➛J. de Lange

Vorm typerend voor het geslacht. Gelijkenis met P. tetrazona is groot en wordt ook vaak als zodanig verkocht. Verschillen vormen de meer goudgele kleur, de rode zoom in de rugvin en de helderrode buikvinnen. Bij wildvang is de staartvin geel, niet rood.

Lengte tot 6 cm.

Verzorging en gedrag volgens de geslachtsbeschrijving. Minder bijterig dan P. tetrazona.

Nog niet nagekweekt.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 20 tot 26° C

pH: 5-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Kopen: ok.