= van het Bengaalse pungti, kleine karper.
Geslacht van karpers met meer dan 40 soorten uit de familie van de ➛Cyprinidae.
Vele soorten uit dit geslacht zijn recent naar andere geslachten verplaatst: ruim een derde van de soorten resteert nog. Op één soort uit Taiwan na komen alle soorten uit dit geslacht voor in zuidelijk Azië.
Hun lichaam heeft over het algemeen de typische karpervorm: spoelvormig en weinig hoog, soorten met een hoge rug daargelaten.
Vrij drukke scholenvissen die in een groep van minimaal acht dieren hun natuurlijke gedrag tonen. Voor wat schuwere dieren in de regel geen geschikt gezelschap.
Alleseters die zowel insecten(larven) als plantaardige kost verlangen, maar nooit kieskeurig en daarmee eenvoudig te houden vissen, zeer geschikt voor starters in de hobby. Alle vreedzame vissen.
De kweek verloopt als bij andere Cyprinidae. Houdt de temperatuur aan de hoge kant.
Pethiyagoda, Silva, Maduwage & Meegaskumbura 2008
Endemisch op Sri Lanka, in grotere rivieren met helder water en een zandige bodem.
Uiterlijk als vermeld bij het geslacht. Ruglijn wat hoger. Grondkleur zilver- tot goudgeel. Op de staartwortel een kleine zwarte vlek. De afgeronde vinnen hebben lichtrode vlakken, maar zijn geheel transparant. Vrouwen meer gevuld en vlakker van kleur.
Lengte tot 8,5 cm.
Eenvoudig te houden en kweken vissen die voldoen aan de beschrijving bij de familie.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 0-30 fH: 0-53 ppm: 0-500
Ernstig bedreigde soort, die slechts zelden wordt aangeboden. Koop liever geen wildvang.
Deraniyagala 1929
Sherrybarbeel
Inheems in het zuidwesten van Sri Lanka. Vissen in de omgeving leven in zacht, zuur helder water met schaduw en een zandbodem met een bladlaag.
Lichaam als beschreven bij het geslacht, vrij rond. Lichtbruine grondkleur met een bruine rug en lengtestreep. Over het hele lichaam hangt bij de mannen een rode gloed die ook in de vinnen is te zien, met name aars- en buikvinnen. Vrouwen zijn voorts voller van bouw.
Lengte ♀ tot 5 cm, ♂ tot 45 mm.
Verzorging, gedrag en kweek als vermeld bij het geslacht. Eén van de makkelijkst te houden en daarmee populairste soorten.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 27° C
pH: 6-8 dH: 0-30 fH: 0-53 ppm: 0-500
Ondanks de commerciële kweek is de wilde populatie kwetsbaar door verlies van natuurlijke omgeving en overbevissing.
Kopen: ok.
Day 1865
Verspreid over Pakistan en Bangladesh, maar vooral over India, vooral het zuiden. In laaglandgebied met een voorkeur voor water met weinig stroming en een modderige bodem.
Lichaam als vermeld bij het geslacht. De bek is licht bovenstandig. Grondkleur grijzig beige en bruin, met een donkere nettekening als gevolg van de zwarte schubranden. Op de staartwortel een kleine zwarte vlek. Vinnen kleurloos of wittig op de rugvin na, deze is aan de vinbasis goudgeel met daarin een diepzwarte vlek. Vrouwen voller van bouw.
Lengte tot 45 mm.
Verzorging, gedrag en kweek als beschreven bij de familie.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 18 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Kopen: ok.