= zware Ancistrus.
Klein geslacht van meervallen met 8 soorten uit de familie van de ➛Loricariidae.
Zuid-Amerikaanse vissen die vrijwel uitsluitend voorkomen in beken met snelstromend water met een bodem vol rolkeien, begroeid met ➛periphyton. Hun voorkomen beperkt zich tot de helder water rivieren in het ➛Amazonegebied, zoals de rio Tocantins, rio Xingu, rio Tapajós, rio Madeira ten zuiden van de Amazone, in het noorden de rio Orinoco en rio Trombetas.
Vrij gedrongen meervallen met een slank achterlichaam en een brede, van boven afgeplatte kop met een grote onderstandige en zuignapvormige bek. Deze is voorzien van fijne schraaptanden en met franje aan de rand, dicht bezet met zintuigen. Als alle leden van de familie een volledige gepantserd lichaam. De vinnen zijn alle groot, ook de vetvin is duidelijk aanwezig. Kenmerkend is dat de rugvin een vlies tussen de laatste vinstraal en de rug heeft, die soms ook met de vetvin is verbonden. Mannen dragen grotere borstels met ➛odontoden naast de kop en op de borstvinnen dan vrouwen.
Onderling meestal agressieve dieren die elkaar tot de dood bevechten. Alleen in een groot aquarium met voldoende schuilgelegenheid kunnen meerdere exemplaren worden gehouden. In een ➛gezelschapsaquarium zijn ze echter ook te plaatsen, andere vissen worden met rust gelaten. Warmtebehoeftige dieren.
Alhoewel de vissen in de natuur vrijwel uitsluitend van algen en wat daartussen leeft leven, kunnen ze in het aquarium met gangbaar ➛plantaardig voedsel worden gevoerd.
Holenbroeders. Na het afzetten van de eieren wordt de vrouw verjaagd door de man, die vervolgens de eieren bewaakt en van vers water voorziet.
Lujan, Arce & Armbruster 2009
Inheems in Venezuela, waar de rivier Ventauri uitmondt in de rio Orinoco, en in Colombia, waar de Guaviare datzelfde doet.
Vorm als bij het geslacht aangegeven. Kleur blauwachtig bruinzwart, met een sterkere blauw- tot turquoise kleuring naar de vinranden. De staartvin is soms van een duidelijk afgebakende brede blauwe zoom voorzien.
Lengte tot 8 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij de geslachtsbeschrijving. Minder nadrukkelijk een herbivoor dan de andere soorten, geef ook geregeld ➛dierlijk voer. Erg gevoelig voor transport, let op een ingevallen buik en sla deze exemplaren over. Minder geschikt voor het gezelschapsaquarium, eventueel met dieren uit de bovenste waterlagen.
Tijdens transport raakt de darmflora va deze dieren makkelijk verstoord en komen om die reden vaak ondervoed aan, indien ze nog leven. Let daarom bij aankoop op of ze niet een ingevallen buik hebben, dergelijke dieren sterven vaak binnen enkele weken. Plaats dieren bij voorkeur in quarantaine na aankoop. Dat is overigens bij alle vissen verstandig.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 25 tot 30° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Volgens de ➛IUCN een kwetsbare soort. Koop alleen nakweek. Tot het op naam brengen geclassificeerd als L239. De beggini onderscheidt zich dusdanig van de overige soorten dat er nog onzekerheid bestaat over de huidige plaatsing.
Rapp Py-Daniel, Zuanon & Ribeiro de Oliveira 2011
Endemisch in het stroomgebied van de rio Iriri, een zijrivier van de rio Xingu en een deel van de Xingu zelf, ten zuiden van de Amazone in Brazilië.
Lichaam als beschreven bij het geslacht. Kleur gelig bruingrijs, met een geelwitte zoom langs de rand van rug-, staart, borst- en buikvinnen, de laatste twee soms slechts aan de punt.
Lengte tot 22 cm.
Verzorging en gedrag volgens de geslachtsbeschrijving. Van de kweek is nog geen beschrijving.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 26 tot 32° C
pH: 6-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.