Odontodenodora

Odontóden

Odontoden
Odontoden bij Panaque.
Harde, borstelige structuren bestaande uit tandbeen en glazuur, vaak op de kop, soms is het lichaam er volledig mee bedekt, zoals bij meervallen uit de geslachten ➛Otocinclus en ➛Panaque.

Vooral te vinden naast de mondopening en op de borstvinnen van ➛harnasmeervallen, meer uitgesproken bij mannelijke dieren. Ook bij andere dieren komen odontoden voor.

Odontostílbe

= met lampvormige tanden.

Geslacht van karperzalmen met ten minste 15 soorten uit de familie van de ➛Characidae.

Zuid-Amerikaanse scholenvissen met een ovaal, spoelvormig, zijdelings afgeplat lichaam met typerende karperzalmvorm: rugvin midden op de rug, kort voor de gevorkte staartvin een kleine vetvin, een lange aarsvin met naar achteren aflopende vinstraallengte, buikvinnen midden onder de buik en een wat stompe snuit met een kleine, eindstandige bek.

Vreedzame, maar ook levendige vissen, die, hoewel zelf soms intimiderend voor erg schuwe soorten, zelf ook schuw kunnen zijn indien met te grote of agressieve vissen gehouden. Bevinden zich hoofdzakelijk in de hogere waterlagen en verlangen niet te kleine bakken. Beplanting voor schuilopties zijn van belang voor de laagsten in rang. Enige ➛drijfplanten bieden wat meer zekerheid van bovenaf. Weinig eisend.

Weinig aangeboden en gehouden vissen.

paraguayénsis

Eigenmann & Kennedy 1903

Afkomstig uit de rio Paraná en Paraguay in Paraguay en zuidelijk Brazilië.

Odontostilbe paraguayensis
Odontostilbe paraguayensis

Grondkleur bruinig grijs, met lager een blauwige glans. De staartwortel is voorzien van een zwarte vlek, met geelwitte vlekken aan de achterzijde, boven en onder, al kan één ontbreken. Vanaf de staartwortel is ook een dunne, donkere lengtestreep te zien tot het midden van het lichaam, soms aan de bovenkant met een even dunne goudkleurige. Rug- en anaalvin kunnen een oranjegele basis hebben. De voorste vinstralen van zowel anaal- en buikvinnen zijn wit. Bovenkant oog rood. Vrouwen steviger, mannen met een zwarte vlek aan de tip van de rugvin.

Lengte tot 37 mm.

Verzorging en gedrag als vermeld bij het geslacht.

Over de kweek is weinig bekend, maar verloopt naar verwachting als bij andere familieleden.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 20 tot 25° C

pH: 6-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Geen IUCN status.

ódora

= geur.

Hygróphila