= vochtminnend.
Omvangrijk geslacht van moerasplanten met ten minste 80 soorten uit de familie van de ➛Acanthaceae.
Moerasplanten met stevige opgaande stengels en een vaak zeer variabele bladvorm, waarvan een vrij groot aantal uitstekende aquariumplanten zijn. Enkele zijn dan ook al trouwe oudgedienden in de aquariumwereld.
Wereldwijd te vinden in tropisch en subtropisch gebied. Overwegend met heldergroene bladeren, die meestal gelijkvormig zijn, maar in enkele gevallen komen aan één plant ook meerdere bladvormen voor. Laaggeplaatste bladeren zijn dan diep ingesneden (geveerd), terwijl bladeren aan de top de insnijdingen missen of gelobd zijn. Bladeren aan de top kunnen enige roodkleuring tonen, zeker bij voldoende licht. De planten laten zich niet altijd eenvoudig ➛toppen, dergelijke stekken hebben vaak enige tijd nodig aan te slaan. De meeste soorten ontwikkelen echter vrij eenvoudig ➛adventiefplanten aan los drijvende bladeren.
De genoemde variabele vorm van veel soorten heeft vele malen tot vergissingen geleid, en van veel soorten én van het geslacht zelf bestaan vele synoniemen. In de loop der jaren zijn ruim 10 plantengeslachten hierin opgegaan, waaronder het in de aquariumwereld nog steeds bekende (en gebruikte) Nomaphila en het ondertussen bijna vergeten Synnema. Tot op heden is er nog geen taxonomische zekerheid over dit geslacht en de onderling soms moeilijk te onderscheiden soorten.
Rafinesque 1838
Inheems in India en op Sri Lanka.
Vrij forse plant die uiterlijk veel lijkt op H. difformis, maar met veel fijnere bladslippen. De dubbel geveerde bladeren zijn vrijwel recht, lopen spits toe en lijken wat op dennentakken. Deze staan schuin omhoog vanaf de stevige stam, die tot 7 mm dik kan worden. Emerse bladeren steviger, minder fijn en minder sterk geveerd. Zowel stam als bladeren zijn frisgroen.
Hoogte tot 40 cm, breedte tot 15 cm.
De plant is al bekend sinds de jaren '80, maar bevatten toen een vrij sterk gif en verdwenen vrij snel weer uit de handel. Kort na de millenniumwisseling werden ze weer verhandeld, maar de gifstof bleek verdwenen of slechts zwak aanwezig. Kneuzen van stengel of bladeren levert de intense geur op waaraan de plant de soortnaam dankt. Warmtebehoeftig, bij voorkeur 25° of meer. Rijkelijk van licht en CO₂ voorzien. Gevoelig voor veralgen.
Te vermeerderen door het afnemen van zijtakken. Bloeit veel in emerse vorm.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 30° C
pH: 6-7 dH: 4-18 fH: 7-32 ppm: 70-300
In oudere literatuur soms te vinden onder de geslachtsnamen Ruellia of Synnema.
Lindau 1904
Reuzenhygrophila
Te vinden in grote delen van Zuid-Oost Azië, in langzaam stromend en stilstaand water.
Grote planten met een stevige stengel. De lichtgroene, spoelvormige en vrij stevige bladeren staan kruiswijs op een korte steel. Bij veel licht kleuren de bovenste bladeren rozig. Boven water worden de bladeren donkerder en nog wat steviger. Enkele cultivars zijn de zeer makkelijke 'Angustifolia' met smal en lang, wat kronkelend groeiend blad; de redelijk houdbare 'Kompakt', met een gedrongen groei die als voorgrondplant is te gebruiken; de en de goed houdbare 'Siamensis', met een roodachtig groen blad.
Hoogte tot 50 cm, breedte tot 20 cm.
Emers gekweekte planten verliezen onder water de boven water aangemaakte bladeren op het topje na. Op gang komen kan dan enige tijd kosten. Het is dan ook zaak de planten terug te snoeien voor die boven water uit komen. Groeit snel en kan makkelijk worden teruggesnoeid. Soms kan opnieuw op gang komen moeizaam gaan. De plant vraagt kan met vrij weinig licht toe, maar groeit compacter met meer.
Te vermeerderen door afnemen van zijtakken. Aan drijvende bladeren ontstaan adventiefplanten.
Geschikt voor aquaria vanaf 180 liter.
Temperatuur: 20 tot 28° C
pH: 6-8 dH: 8-18 fH: 14-32 ppm: 130-300
In oudere literatuur komt deze plant voor onder de naam Nomaphila stricta. Verwar deze niet met de huidige H. stricta.