= vissen met kraakbeen.
Kraakbeenvissen
Klasse van gewervelde dieren uit de stam van de ➛Chordata, met een volledig uit kraakbeen bestaand skelet. Daarin verschillen ze van de beenvissen (➛Osteichthyes), de grootste groep in de viswereld. Bekende groepen vissen zijn haaien en roggen, die samen zijn gegroepeerd in de Elasmobranchii.
Het overgrote deel van de kraakbeenvissen leeft in zee, slechts een kleine groep komt in zoet water voor, in de orde van de ➛Myliobatiformes.
= met een koord.
Chordadieren
Stam van dieren uit het rijk van de ➛Animalia met als belangrijkste kenmerk de - eventueel tijdelijke - aanwezigheid van een langwerpig en stevig maar toch flexibel orgaan aan de rugkant, zoals bij gewervelden de ruggengraat.
Binnen deze groep vallen vrijwel alle vissen onder de superklasse van de ➛Osteichthyes, die valt binnen de onderstam van de gewervelden of ➛Vertebrata.
Lichaamscellen die ➛pigmenten bevatten, ook pigmentcellen genoemd.
Chromatoforen komen voor bij ➛vissen, ➛kreeftachtigen, reptielen, ➛amfibieën, ➛weekdieren, zoogdieren en vogels. Deze bevinden zich in de huid en bij ➛koudbloedige dieren ook in de ogen. Sommige chromatoforen kunnen de positie ten opzichte van het invallend licht snel aanpassen en aldus de kleur doen veranderen. Deze kleurveranderingen dienen ter ➛camouflage, de jacht op prooi, of geven de gemoedstoestand aan. Ook speelt dit een rol bij imponeren, bijvoorbeeld bij cichliden. Inktvissen beschikken over spieren die dit nog meer versnellen.
Oud-Griekse benaming voor een baarsachtige vis, later gebruikt als geslachtsnaam voor de soort mossambicus, tegenwoordig Oreochromis mossambica. Nadien als naamtoevoeging voor allerlei Afrikaanse geslachten binnen de familie van de ➛Cichlidae in zwang geraakt.