Omvangrijk geslacht van tandkarpers met meer dan 60 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.
Tot 2011 een ondergeslacht in het geslacht ➛Rivulus, waarna bovendien werd besloten dat de eveneens voormalige ondergeslachten Benirivulus en Oditichthys hiervan een synoniem waren. Op beide besluiten bestaat nog veel kritiek.
Niet-annuele ➛killivissen. Slanke en langwerpige, snoekvormige dieren met een in doorsnee rond lichaam. De rug is van voren wat afgeplat, nabij de staart meer zijdelings. Kop vrij klein, met een brede bovenstandige bek. De rugvin staat ver achterwaarts. Dit alles duidt op een voorkeur voor het wateroppervlak. Dat doen ze, hangend tussen waterplanten. Dit weinig opwindende gedrag maakt ze minder populair.
In het wild zijn ze te vinden in allerlei water met weinig of geen stroming. Ze zijn in staat in vochtige omstandigheden zoals regen het water te verlaten en op land te jagen op insecten. Zo bereiken ze soms ook ander water. Alhoewel de vissen voornamelijk in laagland voorkomen, leven enkele soorten hogerop in de uitlopers van de Andes. Sommige komen ook in ➛brak water voor.
Eenvoudig te houden vissen, zeer geschikt voor instappers in de wereld van killivissen. Een goede beplanting is aan te raden. De vissen zijn bovendien zeer vaardige springers, die zelfs de kleinste gaatjes benutten: dek het aquarium daarom goed af.
Kweken is zelden moeilijk, ook het opkweken niet, en verloopt als beschreven bij de familie. De incubatie ligt in de regel tussen de twee en drie weken. Eieren zijn relatief groot.
Te vinden in het Peruaanse stroomgebied van de Amazone rivier.
Lichaam lichtgrijs, met daarover een blauwe tot oranjebruine tint, afhankelijk van de herkomst. Daarover zes strepen van regelmatige donkerrode vlekjes. Vinnen oranjegeel met rood gestippelde lijnen; rug- en staartvin met een gele bovenkant, aan de onderkant afgezet met een helderrode streep. Vrouwen missen de fraaie kleuren en zijn bruinachtig geel tot grijzig staalblauw met donkerder strepen.
Lengte tot 6 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als vermeld bij geslacht en familie. Vraagt ondanks de grootte weinig ruimte. De levensduur bedraagt ongeveer 3 jaar.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Kopen: ok.
Te vinden langs de Caribische kust van Venezuela en het eiland Trinidad en Tobago, ook in brak water.
Lichaam grijzig wit, de flanken met een bruin- of blauwgroene weerschijn, daarover weer lengtestrepen van donkerrode stippen. Dit patroon is ook in de rugvin zichtbaar. De staartvin is staalblauw met korte geelwitte, straalsgewijze lijnen tot halverwege, boven en onder eveneens een vrij brede geelwitte rand. Borstvinnen met een oranjegele basis. Meest opvallend is de geheel oranjerode aarsvin.
Lengte ♀ tot 10 cm, ♂ tot 11 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als vermeld bij geslacht en familie. Relatief schuwe vissen, die dekking zoeken bij iedere verdachte beweging.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 27° C
pH: 6-7 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Kopen: ok.