De term killivissen zijn de eierleggende tandkarpers binnen de orde van de ➛Cyprinodontiformes, als onderscheid van de levendbarenden daarin, en kenmerken zich door hun goede houdbaarheid in een aquarium. De groep heeft verder geen taxonomische basis. De oorsprong van het woord is onduidelijk, vermoedens wijzen richting het Nederlandse woord kil, dat stroompje betekent (denk aan de Dordtse kil, alhoewel bepaald geen 'stroompje'), of het is afgeleid van het Afrikaanse woord 'kuilvissie', in verband met de tijdelijke, vaak seizoensgebonden aard van hun leefgebieden. Onder de killivissen zijn vele ➛seizoenvissen te vinden die ook in het aquarium vaak niet ouder dan een jaar worden. Dit geldt echter niet voor alle killivissen, en naast deze annuelen, zoals seizoenvissen ook wel worden genoemd, worden niet-annuelen onderscheiden, waarvan de eieren op de gebruikelijke manier uitkomen, en de semi-annuelen, die alleen in gevallen van droogte een periode in de modder doormaken.
Veel killivissen zijn populaire aquariumvissen, wat grotendeels is te danken aan hun spectaculaire kleuren: vrijwel alleen zeevissen evenaren deze. Wereldwijd en ook in België en Nederland zijn werkgroepen en liefhebberskringen te vinden. Deze vormen de belangrijkste bron om deze dieren te bemachtigen, in de reguliere handel worden deze vissen alleen bij hoge uitzondering aangeboden.
Families die uitsluitend killivissen bevatten:
➛Aplocheilidae, ➛Cyprinodontidae, ➛Fundulidae, ➛Nothobranchiidae, ➛Profundulidae, ➛Rivulidae en ➛Valenciidae.
= naar de vindplaats op Papoea-Nieuw-Guinea.
Klein geslacht van koornaarvissen met 2 soorten uit de familie van de ➛Pseudomugilidae.
Endemisch op centraal Papoea-Nieuw-Guinea levende ➛blauwogen, zo'n 30 kilometer van de grens met Papoea. De dieren leven in kleine beken in zeer mineraalarm en enigszins zuur water.
Zeer kleine, vrijwel doorzichtige vissen met eveneens grotendeels doorzichtige vinnen, waardoor deze een breekbare indruk maken. Lichaam lepelvormig, met een zeer korte voorste rugvin en een vrij lange rugvin daarachter. De aarsvin is zo lang als beide rugvinnen. De zijlijn is volledig. De ogen zijn relatief groot, de bek is eindstandig.
Over verzorging, gedrag en kweek is van beide soorten weinig bekend.
Allen 1983
Uiterlijk als beschreven bij het geslacht. de naar achteren smaller wordende rug- en aarsvin hebben, net als de staart en de buikvinnen een brede gele en aan de rand een smalle zwarte zoom. Langs rug- en aarsvinbasis loopt een zwarte stoppellijn, evenals langs de zijlijn. Op de staartwortel is een korte vertikale streep te zien.
Lengte tot 30 mm.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 24 tot 26° C
pH: 7-8
De soort is bedreigd.
Kopen: nee.