ChordataChromobotia macracanthus

Chordáta

= met een koord.

Chordadieren

Stam van dieren uit het rijk van de ➛Animalia met als belangrijkste kenmerk de - eventueel tijdelijke - aanwezigheid van een langwerpig en stevig maar toch flexibel orgaan aan de rugkant, zoals bij gewervelden de ruggengraat.

Binnen deze groep vallen vrijwel alle vissen onder de superklasse van de ➛Osteichthyes, die valt binnen de onderstam van de gewervelden of ➛Vertebrata.

Christusvissen

Ariidae

chrístyi

= naar Brits dokter en zoöloog Christy.

Aphyosémion

Chromatofóren

Lichaamscellen die ➛pigmenten bevatten, ook pigmentcellen genoemd.

Chromatoforen komen voor bij ➛vissen, ➛kreeftachtigen, reptielen, ➛amfibieën, ➛weekdieren, zoogdieren en vogels. Deze bevinden zich in de huid en bij ➛koudbloedige dieren ook in de ogen. Sommige chromatoforen kunnen de positie ten opzichte van het invallend licht snel aanpassen en aldus de kleur doen veranderen. Deze kleurveranderingen dienen ter ➛camouflage, de jacht op prooi, of geven de gemoedstoestand aan. Ook speelt dit een rol bij imponeren, bijvoorbeeld bij cichliden. Inktvissen beschikken over spieren die dit nog meer versnellen.

Chromis

Oud-Griekse benaming voor een baarsachtige vis, later gebruikt als geslachtsnaam voor de soort mossambicus, tegenwoordig Oreochromis mossambica. Nadien als naamtoevoeging voor allerlei Afrikaanse geslachten binnen de familie van de ➛Cichlidae in zwang geraakt.

Vergelijkbaar met ➛Acara, ➛Lebias en ➛Panchax.

Chromobótia

= gekleurde botia.

Monotypisch geslacht van karpers uit de familie van de ➛Botiidae.

De enige soort hierin, C. macracanthus, viel voorheen onder het geslacht Botia. Dit geslacht is recentelijk opgedeeld, als beschreven bij de familie. Chromobotia kenmerkt zich door het afwijkende kleurpatroon en nog enkele kleine morfologische verschillen ten opzichte van de andere soorten.

macracánthus

Bleeker 1852

Clownmodderkruiper

Inheems op Borneo en Sumatra. De vissen leven in de luwe delen van grotere rivieren.

Typische ➛Botia-vorm met de rechte buiklijn vanaf de bek tot de staart. Jonge dieren hebben een opvallend geel-oranje grondkleur, die met de jaren steeds meer vaalgeel wordt, waarbij de rug steeds donkerder wordt. Drie bruin-zwarte dwarsbanden die bovenaan breed en onderaan smaller worden. Afhankelijk van de lokale variant halen die de buik of niet. De vrij kleine bek draagt vier baarddraden.

Chromobotia macracanthus
Een volgroeide macracanthus

Bij bedreiging beschikt de vis over een uitzetbare stekel onder het oog. In rust ligt deze achterwaarts in een groef.

Lengte tot 30 cm.

Een vreedzame vis die zich, anders dan soorten uit het geslacht Botia, geregeld laat zien. Een echte gezelschapsvis die het best in een groepje van minimaal vijf dieren kan worden gehouden. Niet kieskeurig met eten, maar zijn niet met alle voer even handig. Met slakken echter wel, deze worden met een kloppend geluid genadeloos uit hun huis gezogen.

Veel schuilplaatsen voorkomt dat de dieren nooit zijn te zien, maar vermijd daarbij wel scherpe randen en stekels; de dieren zetten zich graag klem tussen twee wanden.

Een populaire vis die mogelijk wat minder populair zou zijn als kopers zich zouden realiseren dat deze vis tot 30 cm kan uitgroeien en meer dan 20 jaar (!) oud kan worden. En daar dan ook nog een groepje van!

De kweek is nog niet gelukt, commercieel mogelijk wel, met hormoonbehandeling. De meeste dieren zijn dus wildvang.

Geschikt voor aquaria vanaf 500 liter.

Temperatuur: 24 tot 30° C

pH: 5-7   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200   KH: 2-4

Deze vis is erg gevoelig voor ➛witte stip, vooral bij lagere temperaturen.

Kopen: ok.