RizoideRocio ocotal

Rizoïde

= als een wortel.

Rizoïden lijken op haarwortels van landplanten en hebben ook een vergelijkbare functie, namelijk voedingsstoffen opnemen en houvast bieden, als hechtwortels. Ze komen voor bij ➛algen, schimmels en ➛mossen.

Rizoom

= wortelbundel.

Een rizoom (van het Latijnse woord rhizoma, wortelstok) wordt vaak een kruipende wortelstok genoemd, wat verwarrend is, aangezien het om een liggende stengel gaat.

Rizoom
Bovengrondse rizomen van Anubias.

Dat blijkt hieruit dat aan het rizoom bladeren ontstaan. Een rizoom bevindt zich meestal ondiep in de grond, maar ligt er soms ook op. Sommige rizomen hechten zich vast op een harde ondergrond, denk aan ➛Javavaren, of ➛Anubias. Veel planten vormen met een rizoom ook nieuwe planten, daarmee al gauw een veldje vormend. Daarmee lijken rizomen op ➛uitlopers, maar deze vormen geen wortels tussen de jonge planten en zijn dunner, minder stevig en gladder van oppervlak.

robértsi

= naar de Amerikaanse ichtyoloog Roberts.

Limbochromis

robústa

= potig, robuust.

Notésthes

Sinibótia

robústulus

= klein en sterk.

Hyphessóbrycon

robústus

= potig, robuust.

Melanochrómis

Rocio

= dauw.

Klein geslacht van cichliden met 4 soorten uit de familie van de ➛Cichlidae.

Grotere Midden-Amerikaanse cichliden met een hoog en langgerekt, ovaal lichaam. Enkele soorten zijn lastig uit elkaar te houden.

Rugvin lang, aarsvin beduidend korter, beide met zowel harde als zachte vinstralen. Staart afgerond driehoekig. De kop is fors, met een krachtige, maar niet bijzonder grote, eindstandige bek. De voorhoofdslijn heeft een knik als gevolg van de er boven aanwezige vetbult, soms is er nog een kleine bobbel onder aanwezig.

Agressieve, territoriale dieren die beter niet met al te kleine medebewoners in een bak worden gehouden. Woelen graag in de bodem, plaats planten in potjes, verankerd tussen stenen. De vissen zijn ➛omnivoor, waarbij dierlijk voedsel de boventoon voert, maar zijn verder weinig kieskeurig en eten ook droogvoer, liefst wat grover. Erg zorgvuldig zijn ze daarbij niet, zorg daarom voor goede filtering.

De kweek is doorgaans niet bijzonder moeilijk. Ook in een aquarium met meerdere soorten kunnen, met voldoende schuilplaatsen, van een leg enkele jongen overblijven. Een goed kweekkoppel is wel van belang, laat deze uit een kleine groep jonge dieren ontstaan met een evenredig aantal vrouwen als mannen. Productieve vissen: na het schoonmaken van de afzetplaats - meestal een platte steen - worden de tot vele honderden eieren afgezet, welke na uiterlijk 5 dagen uitkomen. Eieren en jongen worden door beide ouders zeer zorgvuldig bewaakt. Jongen kunnen verwijderd worden voor een hogere opbrengst, maar laat enkele jongen bij de ouders om verwarring en agressie naar elkaar te voorkomen. Jongen kunnen met Artemia-formaat ➛jongbroedvoer worden gevoerd.

ocotál

Schmitter-Soto 2007

Endemisch in de Mexicaanse Laguna Ocotal, een langwerpig meer van 5 kilometer lengte bij de grens met Guatemala.

Uiterlijk volgens de geslachtsbeschrijving, tekening sterk gelijkend op R. octofasciata. Verschilt daarvan door de roodachtige buik, niet grijzig of wit; buikvinnen reiken tot de aarsvin, niet er voorbij; tanden in de onderkaak met een enkele punt en niet een dubbele; schubben op de staartwortel altijd met poriën; niet altijd 4 zintuigporiën op de onderkaak, vaak 5.

Lengte tot 20 cm.

Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht vermeld. Tot 800 eieren.

Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.

Temperatuur: 22 tot 28° C

pH: 6-8   dH: 4-18   fH: 7-32   ppm: 70-300

Lang is gedacht dat deze vissen een lokale variant van R. octofasciata zou zijn. De soortzuiverheid van beide soorten is te betwijfelen. Beide soorten kruisen gemakkelijk en voor zover bekend zijn geen kweekschema's bijgehouden.

Kopen: ok.