= Botia uit China.
Klein geslacht van karpers met 7 soorten uit de familie van de ➛Botiidae.
Modderkuipers, endemisch in subtropisch zuidelijk China, waar de vissen leven in rivieren met een matige tot vrij stevige ➛stroming, boven een zandbodem met rolkeien. De gelijkenis met het geslacht ➛Leptobotia is groot.
Langwerpige vissen met een zijdelings samengedrukt lichaam, veelal bijzonder buigzaam, waarvan rug- en buiklijn vrijwel parallel lopen en een lage, spitse snuit. Het uiteinde daarvan is voorzien van twee paar korte ➛baarddraden, evenals een paar in de hoeken van de onderstandige, vrij kleine bek en een paar zintuigknoppen op de onderlip, drie in totaal, één van de kenmerken waarmee deze soorten van die van andere geslachten afwijken. Ogen ver naar achteren, met daaronder een uitzetbare doorn, verborgen in een groef. Andere kenmerken zijn onder meer schubloze wangen, rugvin relatief ver naar achteren, enkel het achterste deel van de ➛zwemblaas met een benig kapsel, en een schedel zonder fontanel. Borst- en buikvinnen staan op de buiklijn, in rust horizontaal. De staartvin is vrij groot en gevorkt, de rugvin staat centraal. Alle vinnen zijn afgerond. Het geslachtsonderscheid is bij volwassen dieren te zien aan de vollere buikstreek van de vrouwelijke dieren. Het onderscheid tussen de verschillende soorten is klein en soms moeilijk te zien.
Vreedzame en sociale dieren, die voornamelijk op de bodem leven. Houdt ze bij voorkeur in een groepje van zeker vijf dieren. Combineren met andere vissen is geen probleem, tenzij al te klein. Zorg voor helder en zuurstofrijk water met ten minste enige stroming, waarin ze zich met grote snelheid behendig van de en luwe plek naar de andere verplaatsen. Neem goed afgerond, fijn zand, waarin de dieren zich soms ingraven. Ook schuilplaatsen tussen stenen worden gewaardeerd. De vissen zijn gevoelig voor afnemende ➛waterkwaliteit. Overige bijzonderheden als vermeld bij de familie.
Met voedsel weinig kieskeurig. Typische carnivoren die enkel ➛dierlijk voer eten. Behalve ➛levend voer wordt ook ➛diepvries- en ➛droogvoer geaccepteerd.
Geen van de soorten is in aquaria nagekweekt.
Yang & Chen 1992
Verspreid over het stroomgebied van de Mekong rivier in de Chinese provincie Yunnan, Laos en Thailand.
Lichaam zeer flexibel, buik ronder dan de overige soorten. Ogen relatief klein. Tekening met 9 tot 12 donkerbruine dwarsbanden die de buik nooit helemaal halen. Over de ogen een lengtestreep tot de voorste dwarsband, evenals één over het voorhoofd als één er onder. Rugvin aan de basis bruin, met hoger een dwarsband op de vinstralen. Staartvin met drie dwarsbanden aan boven- en onderrand. Borstvinnen met bruine accenten aan de basis.
Lengte tot 11,5 cm.
Verzorging en gedrag als aangegeven bij het geslacht en de familie.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 0-18 fH: 0-32 ppm: 0-300
Geen IUCN registratie. Ooit bekend als Botia longiventralis.