RhodophytaRiccia fluitans

Rhodóphyta

Roodwieren

Stam van meestal rood gekleurde ➛algen met ruim 5000 soorten die voornamelijk, evenals bruinwieren of ➛Phaeophyceae, in zee voorkomen. Een beperkt aantal komt in zoet water voor.

Evenals groenwieren (Chlorophyta) zijn roodwieren ➛autotroof, maar bevatten rhodoplasten, die voor het merendeel de rode kleurstof fycoërytrine bevatten, wat zelfs op grote diepte nog tot ➛fotosynthese in staat is. Ook andere kleurstoffen komen voor, reden dat roodwieren niet per definitie rood van kleur zijn.

De voortplanting is nog wat ingewikkelder dan bij varens en mossen, met een derde tussenstadium.

In het aquarium zijn enkele hardnekkige vertegenwoordigers uit deze groep bekend; de weinig algemene, geweivormige ➛staghorn en de beruchte, kwastvormige ➛penseelalg, de in Nederland ook vaak met baardalg aangeduide groep. Ook ➛nori, het eetbare zeewier dat vooral in Japan veel wordt gegeten, is een roodwier.

rhodóstomus

= met een rode bek.

Petitella

rhómbeus

= ruitvormig.

Serrasálmus

rhynchóphorus

= snuitdrager.

Campylomórmyrus

Ríccia

= naar de Italiaanse botanicus Ricci.

Omvangrijk geslacht van mossen met meer dan 100 soorten uit de familie van de ➛Ricciaceae.

Levermossen uit de familie van de Ricciaceae. Voornamelijk landmossen, enkele soorten tolereren permanent verblijf onder water.

Het uiterlijk wordt bepaald door de telkens in tweeën splitsende, lintvormige thalli, die in breedte variëren tussen een halve en vier mm. Hierdoor ontstaan vorkachtige strukturen die de soorten hun naam geven. De struktuur ligt of in het platte vlak, of vormt dichte vogelnestachtige kussens, waarbij de afsplitsende vorken door elkaar groeien. De linten vertonen een patroon van luchtgaatjes, die putjes in het oppervlak vormen.

Over het algemeen weinig eisende mossen die echter goed gedijen op extra CO₂ en veel licht. De planten zijn erg populair als afzetsubstraat in kweekbakken. Ze kunnen zowel drijvend onder het wateroppervlak worden gebruikt als gebonden aan een stuk hout of steen. Ook hecht het zich aan de bodem als het daar enige weken is verankerd. Aan hout en steen hecht het niet; daartoe ontbreken rizoïden. Vermeerderen is uiterst eenvoudig; ieder afgebroken stukje kan weer tot een volledig kussen uitgroeien.

flúitans

Linneaus 1753

Watervorkje, gevorkt levermos

Inheems op het noordelijk halfrond en zuidelijk Azië, in allerlei vochtig veengebied.

Uiterlijk en verzorging als beschreven bij het geslacht. ➛Thalli onder water smaller dan boven water. De kleur kan variëren van donker- tot frisgroen, afhankelijk van de hoeveelheid licht.

Riccia fluitans
Het watervorkje

Hoogte tot 40 mm, breedte tot 1 mm.

Geschikt voor aquaria vanaf 10 liter.

Temperatuur: 15 tot 25° C

pH: 6-8   dH: 0-18   fH: 0-32   ppm: 0-300

Sinds 2000 is een dwergversie in de handel, met thalli van een halve mm breed en tot 5 mm lang. Deze worden sporadisch aangeboden en zijn 'in vitro' gekweekt.