= naar de Franse zoöloog Petit.
Klein geslacht van karperzalmen met 3 soorten uit de familie van de ➛Characidae.
Slanke karperzalmen met een langwerpig lichaam. De kop is vrij stomp, met een eindstandige bek. Vinnen eenvoudig driehoekig en kleurloos, op de gevorkte en opvallend wit en zwart gestreepte staart na. Een vetvin is aanwezig. De anaalvin heeft soms een witte voorste vinstraal of vlek aan de punt. De kleur is een wat transparant zilverachtig witte buik, het overige deel van het lichaam iets groen of bruinig, deels afhankelijk van de achtergrond. De kop is meer of minder rood gekleurd. Het onderscheid tussen de vrijwel identieke vissen is te zien aan de hand van een combinatie van kenmerken: de mate van roodkleuring, de zwarte vlekjes boven en onder de middelste zwarte staartband, en hoever deze laatste op het lichaam doorloopt. De roodkleuring kan door onbehagen vrijwel geheel verbleken. Vrouwen zijn steviger van bouw, mannen feller gekleurd.
Vreedzame ➛scholenvissen die met reden erg populaire vissen voor het ➛gezelschapsaquarium zijn. Helder water met lage ➛nitriet- en ➛nitraatwaarden zijn wel van belang. Een regelmatige waterwissel is onder meer daarom aan te raden. Houdt er bij voorkeur tien of meer van in een school. Sterk school vormende dieren. Vermijd al te drukke medebewoners.
Zwemruimte is van groot belang, een lang aquarium heeft de voorkeur. Zorg ook voor enkele dichte groepen planten of, meer naar de natuurlijke omgeving, groepen wortelhout, zodat er geschuild kan worden voor onderliggende onenigheid. Gedempt licht en een donkere bodem stellen de dieren meer op hun gemak en doen de kleuren beter uitkomen. Dit kan met herfstbladeren worden bereikt. Deze zorgen ook voor bruinkleuring van het water, wat eveneens overeenkomt met de herkomst.
Kweken is moeilijk. Zeer zacht en zurig water is vereist. Bij voorkeur in een school kweken met een gelijk aantal mannen en vrouwen, eieren worden tussen fijnbladig groen afgezet. Verwijder de ouders na het afzetten of gebruik een ➛kweekrooster om roven van de eieren te voorkomen. Deze komen na ongeveer anderhalve dag uit en kunnen na 4 dagen, als ze vrijzwemmen, met ➛jongbroedvoer als ➛Paramecium worden gevoerd. Jongen zijn zeer klein.
IUCN status van alle drie dieren onbekend.
Géry & Mahnert 1986
Roodkopzalm
Afkomstig uit de Rio Meta, Rio Vaupés en Rio Negro in het ➛Amazonegebied in Colombia en Brazilië, in zowel helder, zwart- en witwater.
Uiterlijk als aangegeven bij het geslacht. Het rood op de kop loopt spits uit tot soms ver voorbij de kieuwdeksels. Op de staartwortel zijn beide donkere vlekken aanwezig onder en boven de zwarte middenstreep, deze loopt nauwelijks op het lichaam door.
Lengte tot 5 cm.
In harder water verbleken de kleuren.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Nog vaak aangeduid met Hemigrammus bleheri.