= grauw zeewier.
Bruinwieren
Stam van bleek- tot donkerbruin, soms bijna zwart gekleurde ➛algen. Eén van de bekendste soorten is blaaswier, wat in ruime mate op de Belgische en Nederlandse stranden is te vinden.
Bruine algen variëren in grote van enkele millimeters tot 60 meter, zoals reuzenkelp. Net als roodwieren, ➛Rhodophyta, leven de meeste bruinwieren in gematigd tot koud zee of brak water. In zoet water komen echter ook vijf van de ruim 250 geslachten voor. In het aquarium zijn ze echter zeldzaam.
= fallusvis.
Klein geslacht van tandkarpers met 4 soorten uit de familie van de ➛Poeciliidae.
Levendbarende tandkarpers met een opvallend groot ➛gonopodium, dat soms bijna de staart raakt. Hun verspreiding bestrijkt Midden-Amerika, waar ze leven in ondiep, soms vervuild water met weinig begroeiing, onder overhangend groen.
Vissen met de karakteristieke vorm van levendbarenden: een spitse, driehoekige voorkant met eenbovenstandige bek en een hoge staartwortel. De rugvin staat vrij ver naar achteren. Alle vinnen zijn afgerond.
Makkelijk te houden vissen, die het beste in een school van minimaal vijf dieren kunnen worden gehouden. De dieren vertonen zich dan levendiger en kweken beter. Een goede beplanting draagt daar ook aan bij. Over het algemeen zijn de dieren niet kieskeurig met eten en zijn alleseters, die ook plantaardige kost waarderen.
De kweek zelf is makkelijk, er vindt geen baltsritueel plaats. Mannen benaderen vrouwen en draaien hun gonopodium opzij om een vrouw te bevruchten. De jongen komen al vrij groot ter wereld. Beplanting kan schuilplaatsen bieden.
Bussing 1963
Inheems in Costa Rica en mogelijk Nicaragua, in allerlei zoet en licht brak water.
Lichaam als beschreven bij het geslacht. Op een doorschijnend honingkleurige ondergrond is een nettekening te zien, soms bijna zwart. In de rugvin is een diepzwarte vlek aanwezig, evenals een lichtblauwe rand. Dat zelfde blauw kleurt de buikvinnen. Vrouwen zijn groter en forser gebouwd.
Lengte ♀ tot 35 mm, ♂ tot 25 mm.
Vrij schuwe vissen die alleen in een groepje van minimaal vijf dieren zich wat meer laten zien en niet tussen de planten verborgen blijven. Met hun kleine bek zijn het vooral algeneters, dus ➛plantaardig voedsel is een vereiste, maar ook ander fijn voer wordt gegeten.
De kweek is niet moeilijk. De ouders jagen de jongen na maar eten ze niet, zoals bij veel andere uit de familie het geval is. De mannen houden zich voortdurend met de vrouwen bezig en doen, mits op hun gemak, geregeld pogingen om te paren.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 30° C
pH: 7-8 dH: 8-12 fH: 14-21 ppm: 130-200
Deze soort is kwetsbaar volgens het IUCN, maar in de handel is vooral nakweek te vinden.
Kopen: ok.