= gevleugelde vis.
Klein geslacht van tandkarpers met 2 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.
Slanke, snoekvormige ➛seizoenvissen uit Zuid-Amerika. De rugvin staat ver naar achteren, staart- en aarsvin zijn groot. De spitse kop heeft een bovenstandige bek; de dieren leven voornamelijk nabij het wateroppervlak en leven van insecten en hun larven. In tegenstelling tot het verwante ➛Rachovia is het lichaam zijdelings afgevlakt.
Vrij schuwe vissen die het best tot hun recht komen in een speciaalaquarium met een lage waterstand, bij voorkeur niet hoger dan tot 30 cm. De vissen kunnen erg agressief zijn naar andere dieren. Houdt bij voorkeur één of meerdere vrouwen op een man. Een dichte beplanting is aanbevolen, evenals gedempt licht. Dat laatste kan met drijfbladeren en een donkere bodem worden geregeld. Hogere temperaturen worden verdragen, maar verkorten de levensduur. In de regel geen moeilijke vissen, die weinig eisen stellen aan de watersamenstelling. De dieren kunnen urenlang roerloos op prooi tussen de planten hangen. Gulzige eters, maar voer niet te veel wegens risico op vervetting.
De kweek is eenvoudig, het betreft hier ➛substraatduikers. Breng een laag turf van 4 tot 5 cm aan op de bodem. De dieren woelen zich in deze laag om af te zetten, de vrouw voorop. Na het afzetten kan de turf uit laten druipen, maar moet wel vochtig blijven. Na minimaal 6 weken kan de turf in een bak met zacht water worden besprenkeld, om gedurende enkele dagen de waterstand te verhogen. De jongen groeien snel
Garman 1895
Het verspreidingsgebied is goot en beslaat het Amazonegebied en het stroomgebied van de Rio Paraguay, in Brazilië, Bolivia, Paraguay en Argentinië.
Lichaam als bij het geslacht aangegeven. Staart- en aarsvin langer dan gemiddeld en voorzien van franjeachtig verlengde vinstralen. De grondkleur is variabel, afhankelijk van de herkomst, van parelmoer bruinig of blauwig wit tot bruin, met op regelmatige afstand enkele glinsterende schubben daartussen. De ongepaarde vinnen zijn subtiel gevlekt tussen de vinstralen en zijn van een zwarte en/of rode zoom voorzien. Vrouwen zeer veel eenvoudiger van tekening.
Lengte ♀ tot 10 cm, ♂ tot 12 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij de geslachtsbeschrijving.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 18 tot 23° C
pH: 6-7 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Geen IUCN status.
Costa 1988
De verspreiding beslaat het stroomgebied van de Rio Paraná en Paraguay in het zuiden van Brazilië, op de grens met Paraguay.
Lichaam als bij de geslachtsbeschrijving. Grondkleur beigewit, met een bruine rug en licht blauwgroene flanken, waarover in de lengte rijen donkerrode vlekjes vanaf de kop dicht opeen lopen. Tussenliggende rijen stoppen of bij de buikvinnen of de aarsvin, waardoor steeds meer blauwgroen tussen de overblijvende lijnen zichtbaar wordt. Dit stippenpatroon loopt over op de ongepaarde vinnen, die bovendien aan de randen rood zijn gezoomd. De aarsvin heeft ook een blauw zoom met rode vlekjes en is wit aan de buikkant. Vrouwen lijken een zwartbruin/wit variant van de mannelijke dieren.
Lengte ♀ tot 6 cm, ♂ tot 7,5 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij he geslacht aangegeven.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-8 fH: 0-14 ppm: 0-130
Geen IUCN status.