= naar de Duitse liefhebber Rachow.
Klein geslacht van tandkarpers met 6 soorten uit de familie van de ➛Rivulidae.
Zuid-Amerikaanse ➛seizoenvissen met een wat hogere bouw, zijdelings sterker afgevlakt dan andere geslachten uit de familie. Het geslacht is nauw verwant aan ➛Cynolebias en ➛Austrofundulus. Langwerpige vissen met een diepe snoekvorm, als gevolg van de ver naar achteren geplaatste rug- aars- en buikvinnen. De kop is echter rond in doorsnede, met een licht bovenstandige, brede bek. Rug- en aarsvin zijn rechthoekig of vlamvormig. In het eerste geval sluiten ze aan bij de eveneens rechthoekige staart, in het andere geval is de staart waaiervormig, soms met uitgerekte punten. Vrouwen zijn in de regel kleiner en minder opvallend gekleurd.
Een dieet van voornamelijk muggenlarven en insecten voldoet het best, levend of diepgevroren. Droogvoer wordt in de regel geweigerd. Ook stukken vlees worden gegeten maar kunnen tot darmproblemen leiden bij een teveel.
Substraatduikers, al is het enkel in de bodem drukken van het lichaam ook niet ongebruikelijk. Productieve dieren die zich goed laten kweken. Dagelijks worden tot 50 eieren afgezet. Incubatie bedraagt 3 tot 4 maanden, soms nog langer. Dit wordt bepaald door temperatuur en vochtgehalte van de turf. warmer en vochtiger versnelt de ontwikkeling. Pas op met temperaturen boven de 35° vanwege afnemend resultaat. Eieren zijn rijp voor opgieten als de oogjes goed zichtbaar zijn door de eiwand. Jongbroed eet direkt Artemia formaat ➛jongbroedvoer en groeien snel. Verschil in groeisnelheid tussen mannen en vrouwen kan leiden tot dusdanige grootteverschillen dat de grotere mannen de kleinere vrouwen als prooi zien en eten. Selecteren op grootte is daarom aan te raden.
Regan 1912
Te vinden in het noorden van Colombia.
Lichaamsvorm als bij het geslacht beschreven. Staart rechthoekig met afgeronde, verlengde punten. Grondkleur beigewit, grotendeels met een blauwe waas, voorzien van diagonale, meer of minder regelmatige rode stippellijnen. Keel en kieuwranden lichtblauw, kieuwdeksels geel gevlekt. Randen van staart- en aarsvin zwart met daarbinnen een lichtblauwe, brokkelige lijn. Rug- en aarsvin lichtblauw met rode vlekken. Vrouwen kleiner en eenvoudig beigewit.
Lengte ♀ tot 5 cm, ♂ tot 6 cm.
Verzorging, gedrag en kweek verlopen als beschreven bij het geslacht. Pas op met pH verlagende substraten bij de kweek.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 27° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status. R. splendens wordt als een synoniem gezien, maar daarover bestaan twijfels.
Berkenkamp 2020
Endemisch in een geïsoleerd meer in het stroomgebied van de rio Orinoco, Zuid-Venezuela, nabij de Colombiaanse grens, even boven Los Pijiguaos.
Vorm beschreven bij het geslacht. Op de grijswitte grondkleur diagonaal rode en ijsblauwe lijnen, die horizontaal eveneens lijnen vormen. Naar de staart neemt het rood de overhand. Rug groenig grijsbruin. Rug-, staart- en aarsvin in dezelfde tekening, straalsgewijs. Zwarte verticale balk door het oog. Vrouwen wat kleiner en donkerder grijs van kleur, met minder intens rood en blauw.
Lengte ♀ tot 6,5 cm, ♂ tot 7,5 cm.
Verzorging, gedrag en kweek als bij het geslacht vermeld. Niet typische seizoenvissen, aangezien het meer waarin de dieren voorkomen nooit uitdroogt. De paartijd valt bij hoog water in het regenseizoen.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 5-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status.