= uit de Kribi rivier.
Klein geslacht van grondels met 4 soorten uit de familie van de ➛Butidae.
Kleine slaapgrondels uit West- en Centraal-Afrika, die gemakkelijk over het hoofd worden gezien door de weinig spectaculaire bruintinten. Kenmerkende grondels met een langwerpig, rolrond lichaam, alleen nabij de staart zijdelings afgeplat. Ook de dubbele rugvin ontbreekt niet. De voorste is iets langer dan de helft van de achterste, beide zijn identiek getekend. De staartvin is smal waaiervormig. De buikvinnen zijn niet vergroeid tot een zuignap, maar dienen wel als bodemsteun, waarbij de borstvinnen in rust op de grond hangen. De ogen hebben de typische reflectielaag van nachtelijk actieve dieren om beter te kunnen zien, wat de soms merkwaardige kleur verklaart. Vrouwen zijn wat steviger en missen eventueel de meer opvallende kenmerken.
De dieren leven in kleine rivieren en meren met beperkte of geen stroming boven een zand- of rotsbodem, in de buurt van begroeiing. Aquariumervaring is echter vrijwel onvindbaar, en ook de kweek van deze vissen is nog niet gelukt.
Als voedsel kan allerlei ➛dierlijks van het juiste formaat dienen, muggenlarven, watervlooien, Cyclops, e.d.
Boulenger 1907
Te vinden langs de West-Afrikaanse kust van Guinea tot Congo-Kinshasa in zoet water.
Vorm volgens de geslachtsbeschrijving. Kleur gelig lichtbruin met een donkerder marmertekening met 5 tot 7 brede strepen die naar de buik toe smaller worden. Vinnen transparant, staart-, aars- en rugvinnen met op de donkerbruine vinstralen vuilwitte strepen parallel aan het lichaam.
Lengte tot 5,5 cm.
Verzorging en gedrag volgens de geslachtsbeschrijving. De kweek is nog niet gelukt.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 28° C
pH: 6-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.