= tandkarpers lijkend op Fundulus.
Geslacht van tandkarpers met ruim 25 soorten uit de familie van de ➛Nothobranchiidae.
Wat grotere ➛killivissen uit de westkust van Centraal-Afrika met zeer variabele klimaten. Zowel annuelen (➛seizoenvissen), semi-annuelen als niet-annuelen komen voor, afhankelijk van de waterhuishouding in het gebied.
Langwerpige vissen met een in doorsnede vrijwel ronde kop en meer naar de staart een toenemend samengedrukte flank. De kop heeft een brede, sterk bovenstandige bek, waarbij de onderkaak onder de bovenkaak uitkomt. Rug- en aarsvin zijn liggend rechthoekig, staan vrij ver naar achteren en vormen vrijwel elkaars spiegelbeeld. De staart is afgerond vliegervormig. Alle vinnen zijn in de regel afgerond.
Afgezien van enkele soorten lenen de meeste zich het beste voor een ➛speciaalaquarium, voornamelijk vanwege schuwheid naar andere soorten, al komt agressiviteit naar andere soorten ook voor. Al te kleine medebewoners en kleine garnalen eindigen als voedsel.
De kweek is als vrij eenvoudig, zowel annuelen, semi-annuelen als niet-annuelen komen binnen dit geslacht voor.
Vijf ondergeslachten: Fundulopanchax, Gularopanchax, Paludopanchax, Paraphyosemion en Pauciradius.
Radda 1977
Afkomstig uit het zuidwesten van Centraal Kameroen in Centraal-Afrika, in het stroomgebied van de rivier Sanaga.
Grondkleur heldergeel, met een uit vlekjes bestaande helderrode lengtestreep vanaf de kieuwdeksel tot in de staart. Daarboven hebben de schubben een ijsblauwe, vrijwel dekkende vlek, waardoor de vis in twee kleuren lijkt te zijn verdeeld. Tot even achter de borstvinnen is het lichaam vrijwel geheel met ijsblauwe schubben, afgewisseld met enkele rode in een strepen- en vlekkenpatroon, bedekt. Ook de vinnen boven de rode lengtestreep zijn blauw, met een rode streep aan de basis en daarboven rode vlekjes. De gele onderkant is op de onderste vinnen te zijn, maar vertonen een rood met blauwe zoom. Vrouwen egaal beigewit, maar toch met enkele rode accenten in de ongepaarde vinnen.
Lengte ♀ tot 6 cm, ♂ tot 7 cm.
Deze rustige annuelen uit het ondergeslacht Paraphyosemion zijn ook in het gezelschapsaquarium redelijk goed te houden.
De kweek is eenvoudig, dagelijks worden enkele eieren afgezet. De incubatie daarvan duurt 4 tot 5 weken, de jongen groeien snel.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 5-8 dH: 8-12 fH: 14-21 ppm: 130-200
Een bedreigde soort, koop uitsluitend nakweek.
Kopen: ok.
Malumbres & Castelo 2001
Inheems in de omgeving van Bata in Equatoriaal Guinea, Centraal-Afrika.
Basiskleur oranjegeel met een donker grijsgroene rug, ook de rugvin en de bovenste helft van de staartvin. Onderste helft en onderste vinnen oranjegeel. Bovenste lichaamshelft van ijsblauwe laag voorzien, met een helderrode lengtestreep daarover, bij de kop meer een rood met blauwe marmertekening. Beide kleuren meer of minder duidelijk in rug- en aarsvin aanwezig. Oog ijsblauw. Vrouwen dezelfde tekening in onopvallende bruintinten.
Lengte ♀ tot 5 cm, ♂ tot 6 cm.
Annuele bodemleggers uit het ondergeslacht Paludopanchax. Incubatie 2 tot 3 maanden.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Geen IUCN status.
Kopen: ok.