= naar een inheemse naam.
Monotypisch geslacht van goerami's uit de familie van de ➛Osphronemidae.
Dit geslacht kent maar één vertegenwoordiger, de M. kretseri. De vis is bijzonder schuw.
Deraniyagala 1937
Te vinden op Sri Lanka, midden westen. daar leven de dieren in beschaduwde, heldere beken in de resten van het oerwoud.
Slank, wat langgerekt en zijdelings sterk afgeplat lichaam, kop met vrij grote bovenstandige bek. Lichtbruine grondkleur, met verspreid enkele donkerder schubben. Staartvin met verlengde middenstralen, Rugvin loopt uit in een spitse punt. Donkere vlekken in de vaagblauwe vinnen, rug-, staart- en aarsvin afgezet met een helderblauwe zoom. Buikvinnen met witte verlengde vinstralen.
Vrouwen missen de kleuren en punten in de vinnen, deze zijn geheel kleurloos en afgerond.
Lengte tot 5 cm.
Vreedzame vis die ook ander gezelschap duldt. Schaduw en dekking in de vorm van dichte beplanting en stukken hout zijn welkom.
De vissen zijn schuimnestbouwers. Mannen bouwen dit liefst uit het zicht in een holte, dus een bloempot of kokosnoot kan handig zijn.
De man vangt de eieren, die met enkele per keer worden afgezet, op waarna de vrouw ze verzamelt en in het ➛schuimnest brengt. Ondertussen herstelt de man, of haalt verse lucht aan het oppervlak. De man bewaakt daarna de eieren. Deze komen na max. 2,5 dagen uit, de larven eten na max. 5 dagen ➛Artemia-naupliën.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 15 tot 22° C
pH: 5-8 dH: 0-8 fH: 0-14 ppm: 0-130
Deze soort is bedreigd, en zou het best alleen via nakweek in gevangenschap gehouden worden. Proberen de vissen zelf na te kweken is een goed streven. Wéét waar ze vandaan komen!
Kopen: nee.