= met stralen in de vinnen.
Straalvinnigen
Klasse van ➛vissen uit de superklasse van de beenvisachtigen of ➛Osteichthyes. ➛Vinstralen, de uit been of hoorn gevormde verstevigingen houden de vinplooi strak en maken besturing mogelijk. De vissen zijn verder voorzien van een stevig en flexibel beenskelet en schubben. Deze klasse is al tot enige honderden miljoenen jaren terug te herleiden aan de hand van fossielen.
Soorten uit deze klasse zijn in alle soorten water vertegenwoordigd en bijna alle in aquaria gehouden vissen vallen hieronder. Behalve dat deze vissen in vrijwel ieder type water voorkomen zijn ze ook zeer divers van vorm, tot het extreme toe.
De verreweg belangrijkste groep binnen deze klasse vormen de beenvissen of ➛Teleostei. Een uitzondering vormen de ➛Cladistia, waarbinnen de familie van de ➛Polypteridae enkele weinig gehouden vissen bevat.
Uitwisseling van gassen met de directe omgeving ten behoeve van de energievoorziening. Om aan energie te komen hebben alle organismen ➛zuurstof nodig. Dit wordt door de mitochondriën in de lichaamscellen aan 'brandstof' (glucose en vetzuren uit voedsel) gekoppeld - verbrand, populair gezegd -, een proces dat ➛dissimilatie wordt genoemd. Bij de dissimilatie ontstaan afvalproducten als bijvoorbeeld kooldioxide. Dit gas wordt bij de uitademing weer afgegeven aan de omgeving.
De zuurstof wordt uit de omgeving ingenomen op verschillende manieren; dieren ademen onder andere via ➛kieuwen, longen en ➛tracheeën.
Sommige vissen hebben nog een alternatieve vorm van ademhaling voor zuurstofarme situaties. In plaats van voortdurend aan het oppervlak lucht te moeten happen en via de kieuwen te voeren, maken zij van deze zogeheten accessoire ademhaling gebruik. Labyrintvissen uit Zuidoost-Azië zijn voorzien van een ➛labyrint dat in functie lijkt op een long, vandaar hun naam. Sommige meervalsoorten uit Zuid-Amerika kunnen iets dergelijks met hun darmen. Onder andere die van het geslacht Corydoras maken geregeld gebruik van deze ➛darmademhaling. Zowel het labyrint als de darm moeten geregeld aan het wateroppervlak van verse lucht worden voorzien.
Overigens is de term accessoire ademhaling misleidend en zou beter complementair heten, aangezien de meeste dieren zonder deze extra voorziening een zuurstoftekort op zouden lopen en verdrinken.