= afgeleid van Prochilodus.
Nachtzalmen
Kleine familie van karperzalmen met een matig gestrekt, vrij hoog lichaam uit de orde van de ➛Characiformes met ruim 20 soorten. Ze zijn sterk verwant aan de brede zalmen, de ➛Curimatidae.
In het geslacht Semaprochilodus komt een voor het aquarium geschikte soort voor.
= afgeleid van Profundulus.
Familie van Mexicaanse en Midden-Amerikaanse ➛killivissen uit de orde van de ➛Cyprinodontiformes, die zowel in zoet als licht brak water leven.
Slanke en vrij lange vissen met een hoge staartwortel en een daardoor robuuste bouw, alleen richting de staart beperkt afgevlakt, afkomstig uit Mexico, Guatemala en Honduras. Een vergelijking met levendbarenden uit het geslacht ➛Goodea ligt voor de hand. De kop loop spits toe, maar de snuit is desondanks stomp, beperkt verticaal samengedrukt met een licht bovenstandige, stevige bek. Rug- en buiklijn zijn elkaars spiegelbeeld, evenals de ver naar achteren staande rug- en aarsvin. De staartvin is afgerond waaiervormig. Vrouwen zijn eenvoudig van mannen te onderscheiden door hun eenvoudiger kleuren, minder puntige vinnen en, evenals bij de ➛Fundulidae, de aanwezigheid van het zogenaamde geslachtszakje als een verdikte voorste aarsvinstraal.
In de regel weinig eisende vissen die ook bij kamertemperatuur zijn te houden. Mannen kunnen onderling onverdraagzaam zijn, reden een harem te houden of, met meerdere mannen, met beduidend meer ruimte. Alle vormen voer worden gegeten, houdt een evenredig aandeel ➛dierlijk als ➛plantaardig aan. Meerdere soorten zijn voor het gezelschapsaquarium geschikt.
De kweek is nog niet bij alle soorten gelukt, maar verloopt vermoedelijk als volgt: eieren worden tussen fijnbladige planten afgezet, gebruik van een ➛kweekmop vereenvoudigd het apart zetten, alhoewel de dieren niet als ➛eierrovers bekend staan. De paai is met toevoeging van vers en wat koeler water te stimuleren.
Deze uiterst zelden aangeboden vissen zijn via verenigingen en online werkgroepen het eenvoudigst te verkrijgen.
Geschikte soorten komen voor in de geslachten ➛Profundulus en ➛Tlaloc.
= oervorm van Fundulus.
Klein geslacht van tandkarpers met 10 soorten uit de familie van de ➛Profundulidae.
Killivissen uit Noord- en noordelijk Midden-Amerika, met een slank en langgerekt, snoekvormig lichaam. Het desondanks toch forse voorkomen komt door de hoge staartwortel en het in doorsnede cilindrische voorste deel van het lichaam met de spitse kop met afgeronde snuit. Zie de beschrijving bij de familie.
Enkele soorten zijn op basis van ➛DNA-onderzoek verplaatst naar het nieuwe geslacht ➛Tlaloc.
Günther 1866
Inheems in Guatemala en zuidelijk Mexico.
Groenig tot gelig licht bruingrijs met een donkerder rug. Midden over de lengte loopt een donkere band vanaf het oog tot op de staartwortel van twee tot vijf schubben hoog, bestaande uit een donkere stip op elke schub. Achter de kop en de kieuwdeksel een oranje gloed, evenals op boven- en onderkant van de staartwortel en de staartbasis. Vinnen nagenoeg kleurloos, maar niet doorschijnend.
Verzorging en kweek als vermeld bij de familie. Ook voor het gezelschapsaquarium geschikt.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 18 tot 26° C
pH: 7-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
IUCN status onvolledig.