= oervorm van Fundulus.
Klein geslacht van tandkarpers met 10 soorten uit de familie van de ➛Profundulidae.
Killivissen uit Noord- en noordelijk Midden-Amerika, met een slank en langgerekt, snoekvormig lichaam. Het desondanks toch forse voorkomen komt door de hoge staartwortel en het in doorsnede cilindrische voorste deel van het lichaam met de spitse kop met afgeronde snuit. Zie de beschrijving bij de familie.
Enkele soorten zijn op basis van ➛DNA-onderzoek verplaatst naar het nieuwe geslacht ➛Tlaloc.
Günther 1866
Inheems in Guatemala en zuidelijk Mexico.
Groenig tot gelig licht bruingrijs met een donkerder rug. Midden over de lengte loopt een donkere band vanaf het oog tot op de staartwortel van twee tot vijf schubben hoog, bestaande uit een donkere stip op elke schub. Achter de kop en de kieuwdeksel een oranje gloed, evenals op boven- en onderkant van de staartwortel en de staartbasis. Vinnen nagenoeg kleurloos, maar niet doorschijnend.
Verzorging en kweek als vermeld bij de familie. Ook voor het gezelschapsaquarium geschikt.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 18 tot 26° C
pH: 7-8 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
IUCN status onvolledig.
= de (uit het water) kruipende.
Klein geslacht van moerasplanten met 4 soorten uit de familie van de ➛Haloragaceae.
Planten met opgaande stelen uit oostelijk Canada en Noord-Amerika tot in Guatemala en de Caraïben.
De planten zijn nauw verwant aan ➛Myriophyllum en lijken daar sterk op, maar zijn daarvan eenvoudig te onderscheiden doordat de bladeren spiraalsgewijs - verspreid - om de stengel staan waar bij Myriophyllum de bladeren in kransen staan. Ook de bladvorm en bloeiwijze wijken af. De laatste staan eveneens in de bladoksels, maar hebben drie stampers en meeldraden in plaats van vier of acht. Boven water krijgen de planten een wat robuustere vorm.
Bij voldoende licht en ijzer kleuren de ➛toppen, net als bij hun verwant, roodbruin. De verzorging is eveneens vergelijkbaar. Wat minder eenvoudige planten die echter op een bodem van vuil zand nog prima groeien. ➛CO₂-bemesting is aan te raden, ijzerbemesting daarentegen is noodzakelijk. Veel licht is wel aan te raden.
Snelle groeiers die eenvoudig zijn te vermeerderen door zijtakken af te nemen, of door na het toppen de oude stam te laten staan, deze loopt weer opnieuw uit.
Linneaus 1753
Inheems in Noord- en Midden-Amerika en de Caraïben, in ondiep water als moerassen, sloten en langs oevers.
Groeiwijze als aangegeven bij het geslacht. Bladeren ovaal met diep ingesneden bladslippen, soms als Myriophyllum, maar vaak ook niet tot de hoofdnerf, wat de plant een uniek gezaagd uiterlijk geeft.
Hoogte tot 40 cm, breedte tot 12 cm.
Geschikt voor aquaria vanaf 30 liter.
Temperatuur: 10 tot 28° C
pH: 5-8 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200