ProcatopodidaeProcatopus aberrans

Procatopódidae

= afgeleid van Procatopus.

Kleine familie van Afrikaanse killivissen uit de orde van de ➛Cyprinodontiformes, voorheen een onderfamilie uit de familie van de ➛Poeciliidae.

Lichaam langgerekt en vooraan cilindrisch of kloek, achterwaarts meer zijdelings afgeplat. De rugvin staat ver achterwaarts en is kleiner dan de lange aarsvin.

Vreedzame scholenvissen, soms geschikt voor het gezelschapsaquarium, mits medebewoners niet te groot of roofzuchtig zijn.

Geschikte aquariumvissen komen voor in de geslachten Aplocheilichthys. Hypsopanchax, Lacustricola, Lamprichthys, Micropanchax, Platypanchax, ➛Poropanchax, ➛Procatopus, Plataplochilus en ➛Rhexipanchax.

Procátopus

= met de voeten naar voren.

Klein geslacht van tandkarpers met 4 soorten uit de familie van de ➛Procatopodidae.

Langwerpige, hoge, eierleggende tandkarpers uit Nigeria en Kameroen in West-Afrika met een opvallend hoge staartwortel, die gelijkenis met het geslacht ➛Oryzias vertonen. Het lichaam zelf heeft de vorm van een parallellogram of scheve ruit. De naam verwijst naar de buikvinnen die min of meer direkt onder de borstvinnen staan. De lange aarsvin begint halverwege het lichaam, de rugvin staat ver naar achteren: typische kenmerken voor oppervlaktevissen. Laatste is tevens achterwaarts verlengd. De staart is driehoekig.

In het wild bewoners van kleine zijarmen en ander rustig stromend water, aan de rand dichtbegroeid en voorzien van overhangende begroeiing.

Scholenvissen om bij voorkeur met minimaal zes exemplaren te houden, liefst een gelijk aantal mannen als vrouwen. Vanwege de wat schuwe aard niet combineren met al te drukke of te veel medebewoners. Een volle beplanting is aan te raden, eventueel met drijfplanten of -bladeren. Zorg voor een goede afdekking; als alle killivissen gaat het om goede springers. Een natuurlijke bodem kan uit vrij grof grind bestaan, met rolkeien in diverse maten. Veel ➛stroming wordt gewaardeerd, wat echter de plantkeuze beperkt. Houdt de temperatuur aan de lage kant. Gezien de gevoeligheid voor afnemende waterkwaliteit is een geregelde ➛waterwissel noodzakelijk.

Weinig kieskeurig met voedsel, bij voorkeur levend of in diepvriesvorm. Ook droogvoer wordt gegeten. Voer zowel ➛plantaardige als ➛dierlijke kost, algen worden graag gegeten.

Kweken van Procatopus gaat vaak moeilijk. Eieren worden met tussenpozen met enige kracht in spleten geschoten. Deze worden zodanig gekozen dat de eieren klem komen te zitten. Hiertoe kunnen bijvoorbeeld een gegroefde steen, een stuk kurkschors, of een kweekmop met elastieken erom worden gebruikt, zodat holtes ontstaan. Beplanting en een bodem zijn niet nodig, ➛beluchting daarentegen wel, of een met lucht aangedreven ➛sponsfilter. Eieren komen na ongeveer 14 dagen uit. De traag groeiende jongen kunnen met het fijnste ➛jongbroedvoer worden gevoerd, zoals ➛infusoriën of ➛zweefalgen.

áberrans

Ahl 1927

Inheems in Nigeria en Kameroen.

Vorm als bij de geslachtsbeschrijving. Op de zilverwitte kleur op zowel lichaam als vinnen ligt een lichtblauwe metaalglans. De ongepaarde vinnen met een regelmatig patroon van rode stipjes en, met de buikvinnen, een helderrode rand. Ogen met een helderrode bovenrand.

Lengte ♀ tot 5 cm, ♂ tot 7 cm.

Verzorging, gedrag en kweek verlopen volgens de geslachtsbeschrijving. Een eenvoudig te kweken soort, waarvan de eieren na twee weken uitkomen.

Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.

Temperatuur: 20 tot 25° C

pH: 6-8   dH: 0-12   fH: 0-21   ppm: 0-200

Kopen: ok.