= afgeleid van Eleotris.
Slaapgrondels
Familie uit de orde van de ➛Gobiiformes. De slaapgrondels groeien alle op in zee, vaak als ➛plankton, om dan, in de meeste gevallen, brak of zoet water op te zoeken. De meeste soorten kunnen worden gevonden in de zeeën tussen Oost-Afrika en de Noordelijke Stille Oceaan, al zijn er ook langs de West-Afrikaanse kust en de Amerika's te vinden, altijd in de warmere gebieden.
In tegenstelling tot de andere grondelfamilies missen deze de typische zuignapvormige buikvinnen, al worden de buikvinnen wel als bodemsteun gebruikt. Ook bevinden de ogen zich niet niet altijd hoog op de kop, maar meer als bij de meeste vissen net even boven het midden. Daaraan is te zien dat binnen deze familie niet altijd sprake is van typische bodemvissen, zoals de meeste grondels, maar ook van bewoners van de onderste en middelste waterzones.
Voor aquariumliefhebbers zijn de volgende geslachten interessant:
➛Eleotris, ➛Dormitator, Gobiomorphus, Hypseleotris, ➛Mogurnda, ➛Tateurndina.
= naar een door Aristoteles genoemde nijlvis.
Geslacht van grondels met meer dan 30 soorten uit de familie van de ➛Eleotridae.
Langwerpige, slanke en in doorsnede ronde grondels met een roofzuchtige levenswijze, wereldwijd verspreid in tropisch en subtropisch gebied, met een ongebruikelijk kleine, spitse, van boven afgeplatte kop. De bek heeft een uitstekende onderkaak en scharniert net voor het oog. De kaken zijn met fijne tandjes bezet. De ogen hebben een spiegelende groene of grijze weerschijn. Kenmerkend is een haakvormig been dat van onderkant van de wang langs de rand van het kieuwdeksel loopt. Deze is doorgaans niet zichtbaar, maar wel voelbaar. Twee kort op elkaar staande rugvinnen, de voorste midden op het lichaam, de achterste is twee keer zo groot. De staartvin heeft een ronde waaiervorm, de aarsvin lijkt een kleiner spiegelbeeld van de tweede rugvin. Buikvinnen niet vergroeid. De grote, ronde borstvinnen hangen in rust op de grond. Alle vinnen zijn afgerond. De ➛camouflage bestaat uit een vormverminkende tekening met onopvallende bruine tinten.
Als alle grondels typische bodemdieren, die in de schemering actief worden. Overdag rusten ze in een schuilplaats. Deze kunnen daarom beter ruim voorhanden zijn, bijvoorbeeld van stenen en hout. Hinderlaagrovers die liggend op de bodem wachten op prooi, houdt ze alleen met soorten die niet als voer zullen eindigen, dat houdt in vergelijkbaar met hun eigen lengte. Wildvang dieren hebben baat bij een zouttoevoeging van 5 tot 15 g/l, wat de keuze in planten drastisch beperkt.
Temminck & Schlegel 1845
Inheems in Japan, het Koreaans schiereiland, de Chinese kust tot in noordelijk Vietnam, de eilanden Taiwan en Hainan inbegrepen, bij riviermondingen, in de benedenloop van rivieren, lagunes.
Tekening op de flanken variabel van licht- tot donkerbruin, afhankelijk van de omgeving, met een subtiel patroon van lengtestrepen tussen de schubben. De brede rug is altijd lichtbruin. Vinnen kleurloos, de vinstralen daarentegen zijn afwisselend licht- en donkerbruin gevlekt, waardoor dwarslijnen ontstaan. Vanaf het oog lopen twee donkere lijnen naar achteren.
Lengte tot 25 cm.
Gezien de voorkeur voor brak water is een zouttoevoeging van 5% aan te raden. De kweek is nog niet gelukt. In de natuur worden eieren gelegd in holtes, die door beide ouders worden bewaakt. De ouders eten niet gedurende deze periode. In de natuur ➛amfidroom: de jongen stromen naar zee, waar ze opgroeien. Eenmaal volwassen keren ze terug. Overwintert in de modderige bodem.
Geschikt voor aquaria vanaf 300 liter.
Temperatuur: 20 tot 26° C
pH: 7-9 dH: 8-30 fH: 14-53 ppm: 130-500
Kopen: ok.