= naar de gebroeders Tate en het geslacht Mogurnda.
Monotypisch geslacht van grondels uit de familie van de ➛Eleotridae.
De enige, sinds de introductie in 1982, zeer populaire soort is de pauwooggrondel, T. ocellicauda.
Nichols 1955
Pauwooggrondel
Afkomstig uit oostelijk Papoea-Nieuw-Guinea, Oceanië, waar de dieren leven in groepsverband in velerlei water in laagland regenwoudgebied.
Langgerekte vissen met een ronde, stompe kop met een kleine, eindstandige bek. De pupillen hebben een rode weerschijn, een bij grondels vaker voorkomend fenomeen. De achterste helft van het lichaam is sterk afgeplat. De beide rugvinnen staan kort op elkaar en de achterste lange vin sluit, net als de even lange aarsvin, nauw op de ronde, waaiervormige staart aan. De flanken zijn helder rood met smalle blauwe dwarsstrepen die onderling geregeld overlopen. Zowel overwegend blauwe als rode exemplaren komen voor. Deze tekening loopt ook door op de ongepaarde vinnen, die met een brede gele zoom zijn afgezet, met een dunne rode, soms wat bredere zwarte, rand. Op de kop een labyrintachtige tekening in rood en blauw. Op de staartwortel is een zwarte oogvlek, soms met een blauwe ring er omheen. Mannen zijn feller gekleurd, vrouwen hebben een geel gekleurde buik.
Lengte ♀ tot 7 cm, ♂ tot 7,5 cm.
Vreedzame dieren, al kunnen mannen onderling onverdraagzaam en ➛territoriaal zijn. Prima te combineren met ander gezelschap en het gezelschapsaquarium. Aangegeven bakgrootte is bedoeld voor een stel of kleine harem, voor meerdere mannen is wat meer bodemoppervlak nodig. Dit geeft wel een interessanter kijkspel. Zorg altijd voor voldoende schuilplaatsen met ➛hout en beplanting, zodat er niet voortdurend conflict is. Een donkerder omgeving, zoals bodem en wanden, doet de kleuren beter uitkomen. Houdt de ➛stroming beperkt. Zorg ook voor een goede afsluiting, de dieren springen uitstekend. Voedsel is zelden een probleem, mits ➛dierlijk en niet te groot. Ook droogvoer wordt gegeten.
Niet moeilijk te kweken. Holenbroeders, waarbij de man de kuitrijpe vrouw het hol in probeert te verleiden. Duwen daarbij helpt, en met wat geluk worden de eieren door haar hangend aan draadjes aan het plafond afgezet. Vervolgens wordt ze verjaagd. De man verzorgt het legsel met vers water toewaaieren. Andere vissen trachten mogelijk de eieren te roven, inclusief de moeder. Na maximaal twee dagen komen de jongen uit, die na nog eens twee dagen vrij zwemmen. Hier stopt de ➛broedzorg en kan de vader de jongen alsnog eten. De jongen zelf eten meteen al wat groter ➛jongbroedvoer als ➛Artemia.
Geschikt voor aquaria vanaf 60 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-8 dH: 4-12 fH: 7-21 ppm: 70-200
Een kwetsbare soort. Vermijd het aankopen van wildvang.
= naar de Britse ichthyoloog C. Tate Regan.
Geslacht van meervallen met meer dan 15 soorten uit de familie van de ➛Auchenipteridae.
Langwerpige, ronde meervallen met een stompe, verticaal afgeplatte kop uit Zuid-Amerika. De lengte wordt benadrukt door de ver naar voren geplaatste rugvin, die van een stevige voorste vinstraal is voorzien. Ogen kort achter de eindstandige bek. Staart gevorkt. Alle vinnen zijn afgerond. kort voor de staart bevindt zich een kleine vetvin.
Vreedzame dieren, die al te kleine vissen mogelijk als voedsel zien. Gezelschap is echter goed mogelijk. Gevoelig voor matige waterkwaliteit, een geregelde ➛waterwissel is noodzakelijk. Helder en zuurstofrijk water is belangrijk, liefst met de nodige ➛stroming. De nachtelijk levende dieren verlangen naar schuilgelegenheid waarin met hout en stenen kan worden voorzien, ook planten kunnen daar aan bijdragen.
Deze vissen zijn insecteneters, wat in levende of diepvriesvorm kan worden gegeven. Verder niet bijzonder kieskeurig.
Mees 1974
Inheems in de Orinoco in Venezuela.
Vorm als beschreven bij het geslacht. Grondkleur wit, waarover een grijzig roodbruine tekening ligt met een regelmatig patroon van openingen, waardoor de witte huid zichtbaar is. De tekening loopt door tot op de staart. Vermoedelijk verwijst de naam naar dit 'sterren'patroon. De lengte van de vlekken kan variëren. Rug- en borstvinnen met een donkere voorste stekel.
Lengte tot 9 cm.
Verzorging en gedrag als omschreven bij het geslacht.
Over de kweek zijn geen gegevens.
Geschikt voor aquaria vanaf 100 liter.
Temperatuur: 22 tot 26° C
pH: 6-7 dH: 0-12 fH: 0-21 ppm: 0-200
Kopen: ok.